Bij wijze van bijbaantje schrijf ik af en toe teksten voor een contentbureau. Je moet je daar niet teveel van voorstellen, het zijn vaak teksten die niemand leest, maar waar, stel dat er toch eens iemand het leest, niet al te veel onzin in moet staan. Het zijn de teksten die je vindt als je bij webshoppagina’s helemaal naar beneden scrollt of op blogs van websites die puur en alleen bestaan omdat de website dan voller is. Geen teksten om te lezen dus, maar teksten om gevonden te worden op Google.
Het feit dat ik geen publiek heb, maakt niet dat het niet ontzettend leuk is om te schrijven. De pret begint al bij de briefing van de opdrachtgever. Zo zijn er opdrachtgevers die geen flauw idee hebben wat ze aan het doen zijn. ‘Gebruik een specifieke woordenschat. Gebruik geen specifieke woordenschat’ is een veel gebezigde opdracht. Zo werkt het natuurlijk niet, maar het geeft niet. Het zijn de opdrachtgevers die doorgaans niet heel veeleisend zijn. Soms vraag ik me af wat er zou gebeuren als ik gewoon het lorem ipsum zou inleveren.
Veel erger zijn de opdrachtgevers die niet weten wat ze vragen. ‘Schrijf een tekst van 300 woorden met daarin 25 x “naam bedrijf”, 20 x het keyword “Hamburg”, 15 x het keyword “autoverhuur” en 10 x het keyword “autoverhuurbedrijf”.’ En dan om een revisie vragen met het commentaar ‘de tekst leest niet heel prettig, maak de tekst prettiger leesbaar.’ ‘NATUURLIJK LEEST DE TEKST NIET PRETTIG IDIOOT’ typ ik dan. Ik verzend nooit, ik herschrijf de tekst en plak mijn ergernis in het mapje voor het moment dat ik deze blog ga schrijven. Memorabel was ook de keer dat ik van een wielrenwebshop de opdracht kreeg om een tekst te schrijven met het onderwerp ‘fietsonderdelen’. Tot drie keer toe kreeg ik het commentaar ‘de tekst is erg algemeen, maak de tekst specifieker’. Drie keer paste ik één woord aan en leverde de tekst weer in. Toen werd hij geaccepteerd. ‘Hartelijk dank. Precies zoals we verwacht hadden!’ stond erbij geschreven.
Favoriet zijn bij mij de opdrachtgevers die ietwat hulpeloos overkomen. Ik schreef eens teksten over fitnessapparaten en proteïneshakes. In de briefing stond: ‘Geen “lieve” taal zoals “wees lief voor uw rug.” De doelgroep is namelijk de krachtsporter.’ Ik schreef een heel stoere teksten met stoere woorden. ‘Eitwitrijk’ bijvoorbeeld, en ‘spiermassa.’ Dat was goed. Maar het leukst is mijn allerfavorietste opdrachtschrijver, helaas zonder naam, die in elke briefing zet: ‘Graag geen flauwekul schrijven, want directeuren moeten dit lezen.’ Ik vind dit zo onwaarschijnlijk grappig (echt onredelijk grappig) dat ik nu ik het opschrijf weer hardop lach, terwijl ik de briefing toch al zo’n tien keer heb doorgenomen. ‘Graag geen flauwekul schrijven, want directeuren moeten dit lezen.’ Het roept zoveel vragen bij mij op. Mag ik anders wel flauwekul schrijven? Zijn het alleen directeuren die het doorhebben als je flauwekul schrijft? Wat zijn precies ‘directeuren’, wat is dat voor groep? En ben jij er misschien een beetje bang voor?
Verder wordt mij regelmatig gevraagd spatiefouten (vakantie huisje) en spellingfouten te maken (‘helicopter met een c is perfect!’), komen er auteurs bij mijn teksten te staan die ík niet ben en schrijf ik teksten waarvan ik niet wist dat ik het in mij had. Een blog over Chardonnay voordat ik ooit een slok wijn had gehad, een übertrendy tekst over Calvin Klein-onderbroeken vol met English words omdat dat volgens de opdrachtgever stylish overkomt. En, sinds kort, hele reeksen productomschrijvingen van dildo’s, vaginale balletjes en opblaaspoppen. Super netjes en informatief allemaal, want het is voor bol.com, maar toch heb ik naderhand maar even mijn internetgeschiedenis gewist. Om gênante situaties te voorkomen. ‘Ik kan het uitleggen!’
Inmiddels schrijf ik er niet zo vaak meer voor omdat ik een vakantiebaan heb bij de Heerenveense Courant. Gelukkig kwam ik er vandaag achter dat ik niet bang hoef te zijn dat de grappige situaties verdwijnen. Ik had een mail van een vrouw die een heel (slecht geschreven) stuk over cavia’s* had gemaakt. Dat mocht niet in de krant van ons. Waar ik niet aan dacht toen ik antwoordde dat ‘het niet helemaal past binnen het soort artikelen dat we normaal gesproken in de krant plaatsen en dat het dus niet gepubliceerd zal worden’, was dat mijn telefoonnummer standaard onder mijn mailtjes staat. Vandaag werd ik gebeld. Ze kwam vertellen dat ze toch wel heel erg jammer vond. ‘Want cavia’s zijn wel een heel actueel onderwerp, ook in Heerenveen.’
*Wegens privacyredenen is het diersoort gefingeerd.