Wat ik geleerd heb op school

sum es est
read – read – read
wandelen is wederkerend
sumus estis sunt

subductie, figuurzaag
Boeddha, hamartia
boombladerenherbarium
schade bis Montag

je kunt niet delen door nul
er moet brood op de plank
het vak is om je heen
als je geraakt wordt, ben je af

het is niet Archilles maar Achilles
taart is spanning, kabouters zijn stroom
1 – 1 – ½ – 1 – 1 – 1 – ½ 
tekenen doe je met potlood

een gedicht is een gedicht
als de schrijver zegt
het is een gedicht

Schuldig

Het was prachtig weer. Zoals eigenlijk de hele week al. De zon scheen, het was een graad of 12. Tijdens het longboarden op het fietspad voor mijn huis deed ik zelfs mijn trui uit. Ik voelde me bevrijd.
Meteen voelde ik ook een sluimerend schuldgevoel. Alsof het ongepast was te genieten. Alsof ik eigenlijk de hele dag stemmig op de bank zou moeten zitten, met een peinzende blik.
“It’s the end of the world as we know it / I feel fine.”
Toen ik weer naar binnen wilde, bleek mijn trui gestolen te zijn van het bankje waar ik ‘m overheen had gehangen. Toch nog een beetje ellende.
In februari nam ik me voor om elke dag een stukje te schrijven. Toen kwam corona. Nu gaat elk stukje plotseling over corona. Deze is van 25 maart.
Illustratie: Christy Luth

Hoe ik plotseling een hangjongere ben

Ik heb dus een longboard. En sinds dit voorjaar ben ik daar vrij fanatiek mee aan het skaten. Het is een soort buitenspelen voor gevorderden, waar ik erg van geniet. Dat klinkt onschuldig, maar nu blijkt dat ik zodra ik op mijn board stap, een hangjongere word.

Ik merk het aan de mensen met wie ik contact heb. Ik krijg plotseling een knikje van skaters en een shakagebaar van coole dudes op boosted boards. Parkhangjochies kijken instemmend toe. Anderzijds word ik gehaat door windjacks op elektrische fietsen. Skatend op hún fietspad rijd ik hoe dan ook in de weg. Ze werpen beschuldigende blikken als ze om me heen moeten. Ze halen me rechts in en kijken kwaad. Soms voel ik de behoefte een krachtig okboomer hun kant op de sturen, maar eigenlijk kan ik nooit horen wat ze me naroepen, dus in theorie kan het ook een enthousiast “do a kickflip!” zijn. En bovendien heb ik vaak al sorry gezegd.

Het lijkt me zo leuk als de boze windjacks wisten dat er in een ander universum veertienjarigen zijn die mij mevrouw noemen. Ook al iets wat op een groot misverstand berust.

Foto door de fantastische @oh_lina

Er is een man gebroken

Er is een man gebroken
Niet heel ver hiervandaan
Op een bewolkte donderdagmiddag
Het zou bijna sneeuwen gaan

Het was op straat
Daar waar de Ferdinand Bol kruist met de Albert Cuyp
Precies daar is een man gebroken
Het was nauwelijks te zien van buiten

Er waren mensen, genoeg mensen
De verkoper van de bloemenkraam
Het meisje dat een meter later
Voor hem aan de kant zou gaan

De man in pak die belde
Zij met de ratelende fiets
Maar dat een man daar zomaar brak
Niemand merkte iets

Daar waar de Ferdinand Bol kruist met de Albert Cuyp
Wordt nog onaangedaan gelopen
Maar wie het weet, zal altijd voelen
Hier, hier is een man gebroken

De wet van Pikachu

Vroeger mocht ik nooit naar Fox Kids kijken. En ook niet naar Jetix, toen het zo ging heten, of Disney XD. Als ik tv keek, keek ik naar de programma’s van Z@ppelin, op Nederland 3, of naar het Belgische Ketnet. Dat was niet vanuit een pedagogische overtuiging van mijn ouders, ze vonden alle nagesynchroniseerde programma’s gewoon te veel lawaai.

Erg veel leed ik niet onder de regel. Ik zag dan misschien geen Shin Chan, Rocket Power of What’s with Andy, ik keek mooi wel naar Knofje, Otje en Bruine Beer in het Blauwe Huis. Toptijd was het. Op school werd ik niet buitengesloten door het verbod, aantoonbare psychische schade heb ik er ook niet aan overgehouden.

Maar. Natuurlijk komt er nu een maar, want met alleen een verhaal over een gelukkige jeugd zijn we er niet. Er is één reden waarom ik op mijn 23ste nog steeds last heb van de zo verantwoorde televisieopvoeding van mijn ouders. En die reden is Pokémon. Ik keek dus ook geen Pokémon. Dat vond ik niet erg, want als ik het bij vriendinnetjes zag vond ik Pokémon stom, maar verder heeft de hele wereld wél Pokémon gekeken. En dat is niet zonder gevolgen gebleven.

Er blijkt zoiets te bestaan als De wet van Pikachu. Die naam heb ik zelf bedacht. Het mechanisme eronder berust op jarenlange observatie. Het is zoiets als De wet van Godwin (as an online discussion grows longer, the probability of a comparison involving Nazis or Hitler approaches 1), maar dan ongezelliger voor mij. Hij luidt als volgt:

Naarmate gesprekken op feestjes langer duren, nadert de waarschijnlijkheid van het gespreksonderwerp ‘Pokémon’ 1.

Hoe het kan, weet ik niet. Misschien zijn mensen krankzinnig geworden door jarenlange blootstelling aan Fox Kids. Plausibel wel. Of misschien beginnen mensen in langdurende gesprekken koortsachtig te zoeken naar dat ene dat ze sowieso gemeen hebben. Feit is dat ik vanaf dat moment niet meer mee kan doen aan het gesprek. Het niet kennen van Pikachu creëert een hiaat tussen mij en mijn generatie. Zij kennen Pikachu, ik ken Otje.

Ik begreep dan ook niks van de krijg-het-Pokémon-liedje-in-de-top2000-hype, de Otje-soundtrack daarentegen zingen wij Fox Kids-lozen woordelijk mee. Hij doet het niet waowao, hij doet het niet waowao, dát zou een mooi plekje in de lijst der lijsten moeten krijgen.

Pols gebroken

Pols gebroken | Wat ik ontdekte dat in meer of mindere mate lastig is met één hand

Douchen, neus snuiten
Ctrl alt delete
Cadeaus inpakken, eitjes bakken
Bladeren in een boek

Paprika’s snijden en avocado’s
Jeuk aan je rechter schouderblad
Iets uit je linker broekzak halen
Applaus

En, het drama ook niet overdrijven
Rug afdrogen
Pleisters plakken
Scripties schrijven

Alsof er niets is gebeurd

Vallen de grachten door de sluizen
En wie valt doet niet meer mee
De rivier draagt, als domme kracht
Het water naar de zee
Alsof er niets is gebeurd
Uit: Alsof er niets is gebeurd – Maarten van Roozendaal

Het is moeilijk als mensen doodgaan. Vooral als het mensen zijn die je kent. Maar ook als het mensen zijn die helemaal niet kent. Kende. Eberhard van der Laan was zo’n man die ik niet kende en doodging.

Op de ochtend van 7 oktober zag ik het in een NOS-pushmelding en ik schrok. Ik twijfelde even of dat wel terecht was, maar het was al gebeurd. Ik wist dan niet wie hij was precies, maar wel dat hij veel voor mensen betekende. Dat hij zo lief, een verbinder, zoveel hield van de stad en de stad van hem.

Ik had geen tranen bij de gedachte aan zijn toch nog plotselinge dood. De brok ik mijn keel kwam toen ik de vlag op het gemeentehuis in de storm halfstok zag wapperen. En op de pontjes. En op zomaar een woonhuis weer. En vooral bij de aanblik van de stad eronder die gewoon doorraasde. Met bellende fietsers en – zo stelde ik mij voor – een jongen die op een bakfiets oude wasmachine meenam.

En dan had je Twitter. Rutte had iets gezegd en mensen hadden staan zingen voor de ambtswoning. De NOS had iets pompeus geschreven. Mensen vonden het maar overdreven. En hoewel ik dat ontzettend goed begreep, werd ik toch een beetje boos. Je neemt mensen hun plezier niet af. Maar zeker niet hun verdriet.

Fatsoenlijke woningloze

Alleen in deze kamer kan ik wonen
Nooit vind ik ergens anders onderdak
Mijn slaapplaats hoest ik op uit eigen zak
De echte huizen zijn voor echte lonen

Alleen in deze kamer kan ik wonen
Zolang ik weet dat ik in Amsterdam
Binnen de ring, geen vast contract kan tonen
Is alle woede vruchteloze gram

Het zal lang duren, maar de tijd zal komen
Dat ik gezeten in dit hok in Mokum-Noord
Bekijk hoe deze hippe wijk gesmoord wordt
Ik mij opricht naar de lege Prinsengracht
Met waardeloze huizen, en ik lach
Omdat gerechtigheid mij toebehoort

Geïnspireerd door het televisieprogramma ‘Tatataal’ met de fantastische rubriek ‘Beter dan Gorter‘, ook wel eens ‘Korter dan Gorter’ genoemd trouwens, Gorters ‘Mei’ heeft namelijk 4381 regels.

Ik schreef ook:

  • ‘Het huwelijk’: ‘Toen hij bespeurde hoe de nevel van de tijdlijn / de avond in een klik had weggezogen…’ Lees verder
  • ‘De supermarkt’: ‘Natuur is voor de fitgirlscene en vega’s / en dan, wat is natuur nog in je land?…’ Lees verder
  • ‘Sonnet’: ‘Ik ben een trut in ’t diepst van mijn gedachten / ik zie de aarde…’ Lees verder
  • ‘3G’: ‘Hier zit ik achter mijn gintonic glas / mij onnoemlijk te vervelen…’ Lees verder
  • ‘Besluiteloosheid’: Denkend ‘als ik slaap kan ik niet eten / en eten heb ik weer geen tijd voor slaap…’ Lees verder

De supermarkt

Natuur is voor de fitgirlscene en vega’s
En dan, wat is natuur nog in dit land?
Een hapje alg, de zaadjes van een plant,
Gojibessen, fruit en wat omega’s.

Geef mij het slechte, dodelijk eten,
En het zonder passie versgebakken brood,
De suikers, nooit zo fijn als dan ze, bespoten
Vol E-nummers, goed op smaak gekregen

Alles is eetbaar voor wie niets raars verwacht,
Het meeste is te vreten zonder zorgen
Omdat je toch, opeens, bezwijkt aan een infarct.

Dit heb ik bij mijzelve overdacht,
Hongerig, op een katerige morgen,
Domweg gelukkig, in de supermarkt.

Geïnspireerd door het televisieprogramma ‘Tatataal’ met de fantastische rubriek ‘Beter dan Gorter‘, ook wel eens ‘Korter dan Gorter’ genoemd trouwens, Gorters ‘Mei’ heeft namelijk 4381 regels.

Ik schreef ook:

  • ‘Het huwelijk’: ‘Toen hij bespeurde hoe de nevel van de tijdlijn / de avond in een klik had weggezogen…’ Lees verder
  • ‘Sonnet’: ‘Ik ben een trut in ’t diepst van mijn gedachten / ik zie de aarde…’ Lees verder
  • ‘Fatsoenlijke woningloze’: ‘Alleen in deze kamer kan ik wonen / nooit vind ik ergens anders onderdak…’ Lees verder
  • ‘3G’: ‘Hier zit ik achter mijn gintonic glas / mij onnoemlijk te vervelen…’ Lees verder
  • ‘Besluiteloosheid’: Denkend ‘als ik slaap kan ik niet eten / en eten heb ik weer geen tijd voor slaap…’ Lees verder

Ik viel uit een touw en moest huilen

Ik ben 21 jaar. Zondag huilde ik omdat iets niet lukte. Het was niet een klein snikje of een symbolische traan, ik huilde echt, als een klein kind. Een klein kind van 21.

Zondag deed ik mee aan de survivalrun in De Knipe. Recreanten, 7 kilometer. Van tevoren was ik wat gespannen, maar ik had er zin in. Het was prachtig weer, ik kan de apenhang en de voetklem. De buurman had mijn zere enkel stevig ingetapet en mijn ouders en broertje stonden met de fiets klaar om mij waar nodig aan te moedigen.

Maar het lukte niet. Nadat ik succesvol 4 meter omhoog was geklommen, 10 meter had ge-apenhangd, swing-overs had gedaan, door banden was gelopen, onder netten was geklauterd, kwam ik niet over een balk heen. Ik was al twee keer tot de balk omhoog geklommen, de derde keer was ik er bijna over, maar viel ik eruit. Ik wist dat het me niet meer zou lukken en ik moest huilen. Niet omdat het pijn deed, – al waren mijn armen keihard – maar uit pure frustratie. Hoezo kon ik dit niet? Een paar jaar geleden kon ik dit wel.

Ik geloof niet dat er veel tranen waren. Ze vielen in ieder geval niet op tussen de modderstrepen op mijn gezicht. Ik wist niet dat ik dit belangrijk vond, laat staan dat ik er gefrustreerd van kon raken.

Ik heb er geen spijt van dat ik daar mijn bandje heb afgescheurd. Het was me niet gelukt, ook niet met een vierde, vijfde of zesde poging. Ik heb geen spijt, maar wel een doel voor ogen: volgend jaar lukt het me. Dan ben ik 22 jaar. 22-jarigen huilen niet.

P.S. Complimenten voor Eline, die op een stukje enteren na alles haalde. En voor broer Wouter, die het godganse parcours twee keer liep.