En daar, mijn vriend, is toch het gat der deuren
Het angstaanjagend’ zwart gat van ‘t gebouw
Voor als een leerling niet deed wat hij wou
Het gat om heel je leven te betreuren
Het gat lost alles op, dat is zo flauw
Verdwijn erin, je zult nooit meer iets zeuren
Dat kan ook niet want na het gat der deuren
Is niets, maar dan ook niets meer, echt van jou
Je zult vast denken, schrijf toch niet zo vaag
Maar weet de leraars wil is altijd wet
Iets losser, ik, geloof me, deed het graag
Maar diepe angst maakt dat ik schrijf zo net
Ik schiet nu op, het moet nog af vandaag
Dat strakke, strenge, strikte ‘ sonnet