Hij zal vast een beetje zenuwachtig zijn geweest, vermoed ik, toen Tjeerd Gerritsen twee weken geleden een kwartier voor aanvang in zijn kleedkamer zat. Hij ging voor het eerst zijn avondvullende voorstelling Je kunt het ook omdraaien try-outen in de kleine zaal van theater Bellevue. Wat hij vast niet wist, was dat ook ik een beetje zenuwachtig was.
Er is weinig zo eng als een ander iets laten zien wat jij mooi vindt. Dimitri Verhulst is mijn lievelingsschrijver, toch dwing ik zelden iemand zijn boeken te lezen. Muziek luister ik met oordopjes, De vloer op kijk ik alleen, en als een vriend oppert om Martin van Roosdaal (of hoe heet ie?) op te zetten – want dat luister ik toch altijd- , ren ik weg. Pure angst.
Die angst voor wederzijde teleurstelling krijgt stevig tegenwicht van mijn evangelisatiedrang. De manier waarop iemand door Red mij niet heen praatte en mijn daarop volgende paniek zit nog vers in mijn geheugen, toch kan ik het al snel niet meer laten; stuur ik toch weer een linkje van www.henkvanstraten.nl naar iemand, geef ik iemand De helaasheid der dingen cadeau, neem ik iemand mee naar theater Bellevue.
En daar zit ik dan, in Klein Bellevue, mijn eigen zo veelbelovende woorden te vervloeken. Halsoverkop probeer ik nog het een en ander te nuanceren tegenover de meegenomen vriendin. Ondertussen kijk ik naarstig om me heen. Ik ben bezorgd of het wel vol raakt en of die CKV’ers daar in het hoekje zich niet gaan misdragen (spoiler: ja, ze liepen op de helft weg). En: (het toppunt, ik geef het toe) is er niet iets mis met die microfoon?
Tjeerd zal, zittend in de kleedkamer, geen idee hebben gehad van mijn zenuwen. Hij zal, met recht, genoeg hebben gehad aan zijn eigen zenuwen. Hij zal niet geweten hebben dat ik net als hij tijdens de voorstelling blij was dat het publiek om de juiste grappen lachte en zal niet geweten hebben dat ook ik aan het eind opgelucht was. Het ging goed, het was leuk!
Bij hem zag je die opluchting mooi. Toen het slotapplaus inzette, zag je iets van hem afglijden. Speelstand uit, Tjeerdstand aan. Grijnzend nam hij het in ontvangst. Even maande hij het publiek nog tot stilte om hen iets mee te delen over een optreden in de andere zaal. Toen keek hij de stille zaal in, deed een klein sprongetje en riep: ‘En nu weer klappen!’
Iedereen deed het. En ik het hardst.