Prince ging dood

Prince ging dood. Ik wist niet echt dat hij nog leefde, maar als zo iemand dan dood gaat, is dat toch erg. Ik kende Purple Rain, bij nader inzien ook Kiss. Ik kende eigenlijk niemand die veel meer nummers kende. Toch was ik 27 april bij de Prince Tribute Project op de Grote Markt. Er hing een zweem van respect, ik voelde me er licht misplaatst. Ik was overduidelijk niet de enige die gewoon even was gaan kijken nu het toch droog was, maar toch voelde het niet helemaal kloppend. Links van me sloegen twee 50+-vrienden een arm om elkaar heen, een paar rijen ervoor veegde iemand al bij de eerste noten van Purple Rain een traan van zijn wang. ‘Sorry,’ wilde ik zeggen, ‘sorry dat ik geen flauw idee heb wie Prince was.’

Maar éigenlijk is het al morgen

Morgen in het Koningsdag (door mij steevast uitgesproken als koninginneeuhkoningsdag), dus vanavond is het Koningsnacht. Ik zal me daar verder niet te veel over uitlaten (leve de Farao!), maar wel wil ik het even hebben over iets wat onvermijdelijk gaat gebeuren. Iets dat überhaupt onvermijdelijk is als groepen vrienden samen feestvieren en zo de grens van 0:00 passeren. Het betreft de volgende situatie:

Het is een uur of 04:00, een dronken vriendengroep staat licht versuft bij de Febo, lauw broodje kroket in ene hand, plastic beker bier in de andere hand.
Vriend 1: Oh, man, en ik moet dus morgen al om elf uur werken hè.
Vriend 2: Je bedoelt vandaag. Het is al twaalf uur geweest dus het is vandaag.

Het broodje kroket kan best een frikandel of een bamischijf zijn, de tijd, de plaats, de mensen, het maakt allemaal niks uit. Als iemand het over ‘morgen’ heeft terwijl het technisch gezien al ‘vandaag’ is, is er altijd iemand die, met een kop alsof ie iets heel intelligents zegt, antwoordt dat het éigenlijk vandaag is. Waarom doen mensen dat? Dat hoeft toch helemaal niet? Het zijn vast dezelfde mensen die ‘ja’ antwoorden op de vraag of ze een glas willen aangeven en je dan heel triomfantelijk aankijken. Het is irritant, volstrekt onorigineel, maar bovendien ben ik het er absoluut niet mee eens.

Ik heb de volgende pragmatische opvatting over het woord ‘morgen’: Het is pas de volgende dag als je geslapen hebt. Dus als je het om vier uur ’s nachts over ‘morgen’ hebt, betekent dat ‘zodra ik wakker word’, al dan niet met knallende koppijn. Er zijn twee uitzonderingen op deze regel.
1. Als je de hele nacht doorhaalt en dus niet gaat slapen. In dat geval is het ‘morgen’ zodra normale mensen opstaan en aan hun dag beginnen.
2. Verjaardagen. Op verjaardagen is het toegestaan iemand om twaalf uur te feliciteren. Dat is niet zo consequent, maar wel gezellig. (Maar ook dan: ‘morgen’ betreft dan nog steeds je verjaardag. Fijn hè?)

Ik stel voor dat iedereen hier aan mee doet. Vanavond is een mooie avond om er mee te beginnen.

Máxima, nee

Bedankt voor de mooie avond

Je mag gratis naar het theater, schrijft op wat je ervan vindt en krijgt er nog betaald voor ook. Is het vak van recensent echt zo ideaal als het lijkt? Cabaretrecensenten van de Volkskrant, het NRC Handelsblad, Trouw en het Dagblad van het Noorden geven antwoord. ‘Ik ben eens fysiek bijna bedreigd.’

Maar waarom dan?

Als recensent bezoek je regelmatig voorstellingen, soms zo’n vier keer per week. Vaak ligt daar een grote liefde voor het theater aan ten grondslag. ‘Al als jochie van twaalf wilde ik naar Toon Hermans,’ vertelt Jacques d’Ancona. De inmiddels 78-jarige d’Ancona is bij het grote publiek bekend geworden als juryvoorzitter van de Soundmixshow en is nog steeds werkzaam bij het Dagblad van het Noorden. ‘Ik mocht niet van mijn moeder, “dat is niet voor kinderen,” zei ze, maar ik wilde toch.’ Al gauw was hij zo’n drie à vier keer per week in het theater te vinden. Ook anderen ontwikkelden hun liefde al vroeg. Rinske Wels, recensent bij Trouw, deed in haar studententijd de programmering van het cultureel studentencentrum de Usva in Groningen. ‘Dat was met name cabaret, dus toen ben ik het veel gaan kijken.’

Na het vele kijken is het opschrijven van je mening een volgende stap. NRC-recensent Henk van Gelder: ‘Vanaf het begin heb ik veel artiesten geïnterviewd, maar na een jaar of tien begon ik, eerlijk gezegd, mijn eigen mening over het gebodene interessanter te vinden dan wat de artiest er zelf over te zeggen had.’ Het podium dat hem hiervoor geboden wordt, vindt hij fantastisch. ‘Volgens mij willen de meeste mensen na het zien van een voorstelling gráág aan hun vrienden en kennissen vertellen wat ze ervan vonden. En ik mag dat in de krant zetten, wat een voorrecht!’ Ook Volkskrantrecensent Joris Henquet combineert graag zijn enthousiasme voor schrijven en theater. En ‘omdat ik inmiddels zoveel voorstellingen heb gezien komt de mening eigenlijk altijd vanzelf.’

En dat verveelt nooit?

‘En dat verveelt nooit?’ vraag ik. ‘Nee.’ Is het korte maar overtuigende antwoord van d’Ancona op die vraag. Toen laatst zijn partner er even niet was, is hij acht keer op rij naar het theater gegaan. Zes keer voor een recensie en twee keer alleen als liefhebber. Ook Henquet gaat nog uit eigen beweging, bijvoorbeeld naar musicals en ander theater in New York. ‘Dat is volledig voor mijn plezier – en moet ik zelf betalen.’

Ieder hebben ze wel hun eigen favorieten. Micha Wertheim wordt opvallend vaak genoemd, Ronald Goedemondt, Wim Helsen. En ook als ze er zelf niet zo van houden, kan er best een goede recensie uit rollen. Wels noemt Jochem Myjer als voorbeeld. ‘Het is niet helemaal mijn smaak, maar ik kan wel zien dat het goed gemaakt is,’ zegt Wels, ‘en ontzettend goed getimed.’ ‘De vraag is, doen ze goed wat ze willen doen,’ voegt D’Ancona toe. Van Gelder: ‘Er zijn wel artiesten die ik zo vreselijk vind dat ik er nooit meer heen wil. Als ik van tevoren al weet dat ik het waarschijnlijk niet te harden vind, heeft het geen enkele zin om überhaupt te gaan. Voorbeeld van vroeger: Arie en Silvester. Voorbeeld van nu:  Jandino.’

Boze reacties

Er is eigenlijk maar één ding dat echt niet leuk is: ‘als een voorstelling heel slecht is,’ zegt Wels. Dat is vervelend om op te schrijven. ‘Ook slechte voorstellingen zijn met hart en ziel gemaakt.’ Toch moet het wel opgeschreven worden en dat leidt soms tot boze reacties van cabaretiers. ‘Als ik een slechte recensie schrijf, heb ik het vaak niet goed begrepen,’ lacht d’Ancona. Wels kreeg eens een boze sms van Jan-Jaap van der Wal na een negatieve recensie. Henk Elsink schreef, tevergeefs, een brief aan theaters om Jacques d’Ancona de toegang te ontzeggen. D’Ancona: ‘Jack Spijkerman heeft mij in de Leidse Stadsschouwburg fysiek bijna bedreigd.’ Het was nog een try-out, Spijkerman vond dat je daar nog niet over mocht schrijven. ‘Maar er zaten zo’n achthonderd mensen in de zaal, dat vind ik geen try-out hoor.’

Wels begrijpt wel dat artiesten in eerste instantie niet zo vrolijk reageren. ‘Voor een cabaretier is dat niet leuk, die moet de voorstelling daarna nog honderd keer spelen.’ Van Gelder: ‘Je wil als artiest niet meteen na de geboorte horen dat je een lelijke baby hebt gebaard.’ Maar de incidentele negatieve reacties zullen de recensenten nooit weerhouden op te schrijven wat ze vinden. ‘Als je nooit reacties losmaakt, ben je een saaie recensent en schrijf je blijkbaar niet prikkelend genoeg.’ Zegt Henquet daarover. ‘Daarnaast is het natuurlijk het allerleukste om heel mooi op te schrijven waarom je een voorstelling fantastisch vond en dat dan de wereld in te sturen.’ Daar is Van Gelder het mee eens: ‘Soms roept een artiest of impresario: bedankt voor de mooie recensie! Dan zeg ik: bedankt voor de mooie avond.’

De vier verschillende recensenten zijn het al met al ontzettend eens: het is een prachtig beroep. Als ik aan het eind van mijn vragen ben gekomen, schrijft Van Gelder bijna triomfantelijk: ‘Zie je hoe leuk het is cabaretrecensent te zijn?’

Lees hier het korte stukje met de titel die eigenlijk dit stukje had moeten krijgen. 

Het lot van de recensent

Iedere keer dat ik een stukje schrijf over een voorstelling, merk ik dat ik het er maar moeilijk mee heb. Veel vaker dan ik zou willen, schrijf ik iets op dat neerkomt op ‘ik heb eigenlijk geen flauw idee’. Aan de ene kant wil ik een goede beschrijving van de voorstelling geven, aan de andere kant wil ik niet dat het een recensie wordt – want wie ben ik om een oordeel te vellen? Het neutraalblije geleuter brengt me soms enorm in de problemen. Als ik niet voor mijn blog naar een voorstelling ga, neem ik me altijd zo hard mogelijk voor er geen artikel over te schrijven, uit angst dat ik de voorstelling voor mezelf verpest door er ondertussen al van alles over te vinden. Ook als ik er wel iets over ga schrijven, probeer ik eerst gewoon fijn te kijken, en dan pas na te denken wat ik er allemaal van vond. Wat moet het verschrikkelijk zijn om recensent te zijn, denk ik dan.

Ik heb het ze gevraagd. Aan vier recensenten van vier verschillende kranten legde ik mijn kwestie voor. Jacques d’Ancona van het Dagblad van het Noorden, Joris Henquet van de Volkskrant, Henk van Gelder van het NRC Handelsblad en Rinske Wels van Trouw. Ik heb er een paar dramatische citaten aan overhouden die mooi pasten bij de titel ‘Het lot van de recensent’ die ik van tevoren al had bedacht. Wat dacht je van ‘Ik ben eens fysiek bijna bedreigd’ of het minstens zo mooie ‘Er zijn wel artiesten die ik zo vreselijk vind dat ik er nooit meer heen wil.’ Hartverscheurend niet?

Spijtig voor hen die al bijna een gironummer hadden geopend, dit was het ook wel. De titel ‘Het lot van de recensent’ heb ik overboord moeten gooien. ‘Bedankt voor de mooie avond’ heet het nu. Klinkt blij hè? Lees het hier.

Het huwelijk

Toen hij bespeurde hoe de nevel van de tijdlijn
De avond in een klik had weggezogen
De accu had geleegd en hem had voorgelogen
Toen stopte hij met scrollen in tranen en venijn

Hij zuchtte en stond op en zei ‘wees eens een vent’
En nam zich plechtig voor geen soggen meer te dulden
En zag toen dat berichten zijn iPhone weder vulden
En hoe het scherm rood oplichtte met ‘accu 2%’

Maar leeggaan deed het niet, al syncte hij met laptop
En tergde het hem telkens met lichtflits en geluid
Al deed hij het beginscherm weer aan en dan weer uit
En trilde het non stop, maar laadde toch weer op

Hij dacht ik gooi het stuk en spoel het door de plee
Ik verwijder Instagram en Tinder helemaal
En als ik iets wil delen, vertel ik een verhaal
En op een online friend request zeg ik dan voortaan nee

Maar uitloggen deed hij niet, want tussen droom en daad
Staan angsten in de weg en praktische bezwaren
En ook ‘niets willen missen’, dat niemand kan verklaren
En dat zelfs ’s avonds komt, wanneer men slapen gaat

Zo gingen jaren heen. De smartphones werden groot
En camera’s die zagen hoe hij die nooit iets miste
Alleen zat bij het vuur, zijn surfhistorie wiste,
Een naar-links-geswipete en vervaarlijk aanblik bood

Geïnspireerd door het televisieprogramma ‘Tatataal’ met de fantastische rubriek ‘Beter dan Gorter‘, ook wel eens ‘Korter dan Gorter’ genoemd trouwens, Gorters ‘Mei’ heeft namelijk 4381 regels.

Ik schreef ook:

  • ‘Sonnet’: ‘Ik ben een trut in ’t diepst van mijn gedachten / ik zie de aarde…’ Lees verder
  • ‘3G’: ‘Hier zit ik achter mijn gintonic glas / mij onnoemlijk te vervelen…’ Lees verder
  • ‘Besluiteloosheid’: Denkend ‘als ik slaap kan ik niet eten / en eten heb ik weer geen tijd voor slaap…’ Lees verder
  • ‘De supermarkt’: ‘Natuur is voor de fitgirlscene en vega’s / En dan, wat is natuur nog in dit land? …’ Lees verder
  • ‘Fatsoenlijke woningloze’: ‘Alleen in deze kamer kan ik wonen / nooit vind ik ergens anders onderdak…’ Lees verder

Sonnet

Ik een trut in ’t diepst van mijn gedachten

Ik zie de aarde, hoog vanaf mijn troon
Beoordeel ieder mens met spot en hoon
Wens narigheid uit diepst gevoelde krachten

Ben veelal bezig ieder te verachten
Hooghartig vaak, en agressief van toon
Ik ben geen god, nee eerder een demoon
Ik ben een trut in ’t diepst van mijn gedachten

Maar als het moet dan lijk ik geenszins boos
Dan glimlach ik heel vriendelijk en mak
En is het net of ik dat alles meen

Gedachten schijnen zelden erdoorheen
Het diepste komt haast nooit aan ’t oppervlak
Al komt het af en toe behoorlijk close

Geïnspireerd door het televisieprogramma ‘Tatataal’ met de fantastische rubriek ‘Beter dan Gorter‘, ook wel eens ‘Korter dan Gorter’ genoemd trouwens, Gorters ‘Mei’ heeft namelijk 4381 regels.

Ik schreef ook:

  • ‘Het huwelijk’: ‘Toen hij bespeurde hoe de nevel van de tijdlijn / de avond in een klik had weggezogen…’ Lees verder
  • ‘3G’: Hier zit ik achter mijn gintonic glas / mij onnoemlijk te vervelen…’ Lees verder
  • ‘Besluiteloosheid’: Denkend ‘als ik slaap kan ik niet eten / en eten heb ik weer geen tijd voor slaap…’ Lees verder
  • ‘De supermarkt’: ‘Natuur is voor de fitgirlscene en vega’s / En dan, wat is natuur nog in dit land? …’ Lees verder
  • ‘Fatsoenlijke woningloze’: ‘Alleen in deze kamer kan ik wonen / nooit vind ik ergens anders onderdak…’ Lees verder

Besluiteloosheid

Denkend ‘als ik slaap kan ik niet eten
En etend heb ik weer geen tijd voor slaap’
Geknor dat wisselt aldoor met gegaap
Het pad van bed naar koelkast is versleten

De kruimels op de plek waar ‘k heb gezeten
Bewijzen dat ik eens ben opgestaan
En de kreukels in mijn dekbed zijn waaraan
Men ’t dommelen zo-even af kan meten

Even, als ik met de verpakking kloot
Zie ik korte flits een graf
Bezin ik een seconde op het leven

Maar echt, die onmacht duurt maar even
Dan haal ik snel het plastic ervan af
En denk ik eigenlijk nooit meer aan de dood

Geïnspireerd door het televisieprogramma ‘Tatataal’ met de fantastische rubriek ‘Beter dan Gorter‘, ook wel eens ‘Korter dan Gorter’ genoemd trouwens, Gorters ‘Mei’ heeft namelijk 4381 regels.

Ik schreef ook:

  • ‘Het huwelijk’: ‘Toen hij bespeurde hoe de nevel van de tijdlijn / de avond in een klik had weggezogen…’ Lees verder
  • ‘3G’: Hier zit ik achter mijn gintonic glas / mij onnoemlijk te vervelen…’ Lees verder
  • ‘Sonnet’: Ik ben een kreng in ’t diepst van mijn gedachten / ik zie de aarde hoog vanaf mijn troon…’ Lees verder
  • ‘De supermarkt’: ‘Natuur is voor de fitgirlscene en vega’s / En dan, wat is natuur nog in dit land? …’ Lees verder
  • ‘Fatsoenlijke woningloze’: ‘Alleen in deze kamer kan ik wonen / nooit vind ik ergens anders onderdak…’ Lees verder
 

Leidsekade 90 | Ik wist het niet

Aan het mooiste theater dat ik ken. Geschreven op de avond van 19 mei 2015. Het gevoel is nooit verdwenen.

Met in mijn hand de geprinte tickets liep ik met mijn vader over het Leidse Plein, naar theater Bellevue. Ik hing mijn jas op een plek waar hij één keer eerder had gehangen en ging in de rij staan voor de kleine zaal, waar ik nooit eerder kwam. Het was niet teleurstellend. De kleine zaal doet zijn naam eer aan, het is er klein. De muren hingen vol met Polaroidfoto’s van de liedschrijvers van Het Nieuwe Lied, die allemaal aanwezig waren voor de cd-presentatie. Achterin was een bar waar ik thee bestelde. Daarna zetelde ik mij op een van de stoeltjes, slechts een paar meter van het podium – alle plaatsen zijn slechts een paar meter van het podium – en wisselde een paar woorden met de mensen om mij heen die ik niet kende. Veel mensen leken elkaar te kennen, artiesten zeiden enthousiast gedag tegen familie en vrienden. Het was een fantastische avond. Misschien kwam het door het volle podium, of door het feit dat artiesten die even niet hoefden te spelen aan de bar een biertje dronken. Misschien door de gezellige rommeligheid waarmee de boel verliep of door de liedjes waar ik zo van hield. Maar feit is dat ik aan het eind van de avond helemaal niet weg wilde. Vanaf het moment dat we Amsterdam uitreden, deed ik niets anders dan me verheugen op twee weken later, wanneer ik er weer zou zijn. Ik voelde me thuis. Veel meer dan in de enorme stadsschouwburg in mijn woonplaats of het kleinschalige theater in mijn geboorteplaats. Ik voelde me thuis op de manier die ik ken van het hangen op de bank met middelbare schoolvrienden. Na het eten, we lachen en ouwehoeren en ik hoef niet per se iets te zeggen. De manier die ik zo vaak tevergeefs zoek als ik nieuwe mensen ontmoet. De manier van vanzelfsprekend vertrouwd.

Ik wist het niet. Ik wist niet dat ik me ergens waar ik nog nooit was geweest zo thuis kon voelen. De weken erna leed ik aan een prettige vorm van licht melancholische heimwee naar iets van nog geen maand geleden. Toen was ik er weer. Het gevoel is nooit verdwenen.

“Weet je nog toen je zei ‘als alles dicht is, gaat er altijd nog een laatste tram van jou naar mij’” – Trailer van Het Nieuwe Lied

Er is een vervolg. Het heet: “Amstel 56-58 | Ik vermoedde het al“.

Hoe ik een per ongelukke groupie werd

De afgelopen jaren heb ik mij ontwikkeld tot per ongelukke groupie van Tim Fransen. Maar liefst vier keer heb ik hem gezien zonder dat ik daar zelf van tevoren van afwist. Drie keer comedy train (Heerenveen, Groningen, Amsterdam) en een keer cabarestafette. Sinds gisteren kan ik zeggen dat ik ook al zijn theatershows heb gezien: ik ging naar ‘Het failliet van de moderne tijd’ in Stadsschouwburg Deventer.

Tim Fransen maakt cabaret, maar van een soort dat voor zover ik weet nog nergens bestaat. Het is een merkwaardige combinatie van ‘filosofie en slap geouwehoer’, zoals een jonge bezoeker na afloop opmerkte. Behalve dat ik moest lachen om de (meer dan de beloofde handvol) flauwe grappen, wilde ik ook echt weten wat hij vertelde. Over grote filosofen als Nietzsche, Camus en Rousseau, over het Duitse dorpje Röcken en over de pianostemmer.

In zijn voorstelling neemt hij ons mee in zijn zoektocht naar de vraag of we niet beter zelfmoord kunnen plegen. De vraag wat eigenlijk ons fundament is, waar we alles op baseren. Het is een interessante zoektocht waarin hij niet alleen vertelt wat hij er zelf van denkt, maar juist ook filosofische achtergrond geeft. Nietzsche speelt daarin de grootste rol. Dat Tim Fransen behoorlijke eerbied voor die man met snor heeft, blijkt alleen al uit de manier waarop hij het fotolijstje vast heeft en ernaar kijkt, een bijna ontroerend beeld.

Nooit wordt het te zwaar, want altijd liggen er – zonder dat hij daarmee zijn verhaal afbreekt –  grappen op de loer. Grappen die ik dus soms, als volwaardige groupie, voor de vijfde keer hoorde en waar ik nog steeds om moest lachen. Terwijl ik dacht dat ik helemaal niet van piemelgrappen hield.

Ik heb nooit bewust voor het groupieschap gekozen (je zou kunnen zeggen, het groupieschap koos mij). Toch kan ik me er best bij neerleggen, want er zijn mindere cabaretiers om achterna te reizen. Tim – ik mag Tim zeggen – is slim, geloofwaardig en grappig. Ik ben nu al erg benieuwd naar zijn volgende voorstelling en wacht tot de webshop met Tim-mokken, Tim-dekbedovertrekken en Tim-t-shirts opent. Een shirt met ‘Het failliet van de moderne tijd’, ik zou het aantrekken.

‘Een heel grappige dominee’

De oudejaarsconference bestaat meer dan vijftig jaar. De traditie begon met Wim Kan, vanavond is het de beurt aan Herman Finkers. Wat maakt deze conference zo speciaal?

Voor veel volwassenen is het gevoel van oudjaar onlosmakelijk verbonden met het kijken naar de oudejaarsconference. Terwijl ouders voor de tv op de bank zitten, liggen kinderen in bed en vragen zich af waarom er beneden zo hard gelachen wordt. Het heeft iets magisch. ,,De show van Wim Kan in 1973 heeft enorme indruk op me gemaakt,’’ vertelt Erik van Muiswinkel. ,,Ik was 12 en mocht voor het eerst opblijven.” 37 jaar later zou hij zelf voor het eerst met oudjaar op het podium staan.

In een zoektocht naar de oorsprong en het bijzondere van het fenomeen, ontdekte ik waarom de oudejaarsconference zo typisch Nederlands is, wat er veranderd is, hoeveel invloed de conference kan hebben en waarom Ronald Goedemondt nooit in zijn eentje met oudjaar op de buis zal zijn.

Waarom de oudejaarsconference zo typisch Nederlands is

Al meer dan een halve eeuw bestaat het verschijnsel. ‘Wat maakt de oudejaarsconference zo typisch?’ vraag ik Kathleen Warners. Warners is hoofd amusement bij de VARA en bepaalt zo al jaren welke cabaretier 31 december op televisie te zien is. ,,De conferencier bespreekt de actualiteit,” zegt ze, ,,hij laat lachen, blikt terug, en biedt troost. En er wordt vooruit gekeken, ‘oké we kunnen weer verder’.”

,,Hoewel er veel veranderd is in de loop der tijd, is er minstens één ding hetzelfde gebleven,” vertelt Peter Voskuil. Een paar jaar geleden schreef hij een boek over de geschiedenis van de oudejaarsconference. ,,Gebleven is de behoefte om op oudjaarsavond terug te kijken of het afgelopen jaar. Om daarover te mijmeren, erom te lachen en subtiel een spiegel voorgehouden te krijgen.’’ Het pas perfect bij onze calvinistische inslag. ,,Vroeger ging Nederland massaal naar de kerk op die avond. In zekere zin is de oudejaarsconferencier een heel grappige dominee.”

De conference is niet los te denken van de publieke omroep. ,,Nederland 1, ergens tussen zeven en twaalf, dat is the place to be,” zegt Erik van Muiswinkel. Eigenlijk is het zelfs niet los te denken van de VARA. ,,We hebben het gewoon geclaimd,” lacht Warners. En inderdaad, verreweg de meeste zijn door de VARA uitgezonden. Het was ook bij die omroep dat het allemaal begon.

Waarom oudjaar sinds 1954 nooit meer hetzelfde is

De allereerste oudejaarsconference werd 1954 uitgezonden op de radio. Wim Kan, überhaupt al de uitvinder van het genre cabaret, krijgt van de VARA een uur helemaal voor zich alleen. Wat praatjes en wat liedjes op oudjaarsavond, een nieuwe traditie is geboren.

In 1973 maakte hij in navolging van Seth Gaaikema de overstap naar televisie. Die show, ‘Zuinig over de drempel’, is de grote favoriet van Van Muiswinkel. ,,Ik was toen twaalf en mocht voor het eerst opblijven.” En ook Peter Voskuil zal het nooit meer vergeten, want Wim Kan was in topvorm en de conference een triompf. Er waren 6,5 miljoen kijkers en het waarderingscijfers was een gigantische 8,8. ,,Deze oudejaarsconference werd de blauwdruk voor alle volgende. Nederland zat middenin de oliecrisis en er leken donkere tijden aan te komen. In zijn algemeenheid geldt sowieso: hoe meer ellende in een jaar, hoe beter de oudejaarsconference.”

‘De Openbaring’ van Freek de Jonge in 1982 heeft het genre daarna een stap verder gebracht. De oudjaarsconference werd sneller en anders in beeld gebracht en het tempo van spelen ging enorm omhoog.” Later kwamen Youp van ’t Hek en Lebbis en Jansen, the rest is history.

Opvallend in het rijtje conferences van afgelopen jaren, zijn die van Erik van Muiswinkel en consorten. In 2010 en 2012 maakte hij een show samen met respectievelijk zeven en zes andere cabaretiers, waaronder Sanne Wallis de Vries, Niels van der Laan en Jeroen Woe. Dat idee kwam in overleg met Kathleen Warners. Van Muiswinkel: ,,Ik was absoluut niet bereid om het alleen te doen, ik was toen geen solocabaretier, ik had altijd met een ploegje gewerkt.” De nieuwe vorm bleek heel goed te werken en leidde tot positieve reacties. ,,Maar de kijkcijfers waren matig, nog geen twee miljoen. Het is toch ook een kwestie van namen.”

Hoe Kan het CDA laat verliezen en Youp Buckler vermoordt

 Toen Kan voor het eerst op tv was, waren er meteen 6,5 miljoen kijkers. Dat is gegroeid tot 7,4 miljoen op zijn top. ,,Vanaf toen zijn de kijkcijfers alleen maar gedaald,” zegt Voskuil. Hij wordt er een beetje weemoedig van. ,,Youp is tegenwoordig de enige die nog een echt meervoudig miljoenenpubliek weet te trekken, andere oudejaarsconferences trekken hooguit een miljoen of zelfs maar een paar honderdduizend kijkers.” Vroeger keek heel Nederland dezelfde conference, nu is genre verwaterd. ,,Wat er nu gezegd wordt is van veel minder importantie dan in de tijd van Wim, Freek en Youp”. Voskuil pleit dan ook voor een conferencier des vaderlands.

,,Dat nationale gevoel uit 1973 zal niet meer terugkomen,” beaamt Erik van Muiswinkel, ,,het hele land keek toen naar Wim Kan. Niemand vond hem te links of te rechts. Geen sprake van.” Toch blijft Van Muiswinkel wel optimistisch over het genre. ,,We zijn cultureel uiteen gevallen, maar de behoefte aan de oudejaarsconference zal altijd blijven.”

Ook Freek de Jonge voelt dat er iets veranderd is. ‘Waarom was het vroeger zo leuk?’ vraag ik. Hij antwoordt dat er toen door de exclusiviteit een bepaalde sfeer omheen ging. ,,Nou dat is inmiddels voorbij.” Op de vraag wat hij vindt van de recente shows van bijvoorbeeld Youp van ’t Hek, Theo Maassen en Erik van Muiswinkel, antwoordt hij enkel, ,,daar ga ik niets over zeggen”. Hij piekert er niet over om ooit nog zelf met oudjaar het podium om te stappen. ,,The magic is gone.”

Vroeger was het beter. Dat de conferencier toen enorme invloed had, bewijst Wim Kan in 1967. Kan had een enorme hekel aan CDA-politicus Dries van Agt en dat liet hij merken ook. Voskuil: ,,Hij heeft hem heel vilein de verkiezingen laten verliezen dat jaar.”

,,Youp over Buckler was natuurlijk ook onvergetelijk,” voegt Warners toe. In 1989 heeft Van ’t Hek in één avond zo de gek aan gestoken met drinkers van het alcoholvrije bier dat dat het einde betekende van Buckler, dat onderdeel van Heineken was. ,,Hoewel het het bedrijf miljoenen heeft gekost, heeft Freddy Heineken hartelijk moeten lachen om de oudejaarsconference,” vertelt Voskuil.

De invloed heeft ook een keerzijde. ,,Dieptepunt vind ik de dreigementen aan het adres van Youp van ’t Hek in 1999,” zegt Voskuil. Er waren zoveel mensen die aangaven de uitzending te zullen verstoren, dat hij de conference niet live heeft kunnen doen. Ook nu komt het voor dat mensen niet zo blij zijn met een grapje. Nadat cabaretduo Van der Laan en Woe in de show van Erik van Muiswinkel in 2010 een sirtakilied over de hulp aan Griekenland zongen, vertaalde iemand de tekst in het Grieks en kregen ze ernstige bedreigingen.

Waarom Ronald Goedemondt de oudejaarsconference nooit zal doen

Zolang er geen conferencier des vaderlands is, zullen er soms meerdere conferences per jaar zijn. ‘Op basis van wat wordt gekozen wie die voor de VARA doet?’ vraag ik Kathleen Warners. ,,De conferencier moet het jaar behandelen én bij de VARA passen,’’ antwoordt ze, ,,het moet grappig zijn, maar het moet ook zeker inhoud hebben.”

Guido Weijers, die conferences op de commerciële zenders houdt, zal nooit bij de VARA uitgezonden worden. ,,Het is een wereld van verschil. Hij heeft ook wel inhoud, maar andere inhoud. Dat is meer stand up.’’ En ook André Manuel, voor wie ze enorme bewondering heeft, zal er niet te zien zijn. Te grof. ,,Als je hem in het theater ziet, weet je wat je kunt verwachten, maar je kunt het niet zomaar de ether opknallen. Dat is niet verantwoord. Er zit toch een VARA-keurmerk op.’’

Ook op een oudejaarsshow van Ronald Goedemondt hoef je niet te hopen. Niet omdat het bij de VARA is, maar omdat het over de actualiteit gaat. ,,Hij wil zoiets ook niet, dat is niet wat hij doet.” Warners heeft naar eigen zeggen nog nooit iemand gevraagd die het niet wilde. Al kostte Theo Maassen wel heel veel moeite. ,,Meerdere keren dacht hij dat hij er niet uitkwam, dat hij het niet kon.” Uiteindelijk is het gelukt en was Warners onder de indruk van het resultaat. ,,Hij zei dat hij het nooit meer wilde doen. Later vroeg ik hem, ‘als ik je over een paar jaar weer bel, neem je dan ten minste de telefoon op?’ Nou ja, dat deed hij dan wel.” Ze lacht.

Geen Guido, geen André, geen Ronald dus. Maar wie dan wel? Warners is terughoudend met haar antwoord, maar Van Muiswinkel hoeft niet lang na te denken. ,,Eigenlijk hoop ik gewoon wijzelf. Dan kunnen we bewijzen dat het een vorm is die erg levensvatbaar is. Een muzikale en afwisselde inhoudelijke oudejaarsconference, moet het worden.” Voskuil heeft zijn hoop gevestigd op Hans Teeuwen. ,,Hij is denk ik van de huidige generatie cabaretiers ook het meest relevant als het om maatschappelijke issues gaat.” Maar eerst Herman Finkers  

Peter Voskuil is erg benieuwd naar de conference van Finkers vanavond. ,,Je moet er als cabaretier wel geschikt voor zijn. Herman Finkers is dat denk ik in aanleg niet. Maar dat kan ook weer heel verfrissend zijn juist.”

Kathleen Warners kijkt er erg naar uit. ,,Herman Finkers maakt wel betrokken cabaret. Een oudejaarsconferencier moet de tijdgeest pakken, maar dat hoeft niet per se aan de hand van specifieke gebeurtenissen. Alle grote thema’s van het jaar zullen terugkomen, maar hij zal niet alles expliciet noemen.” 

Erik van Muiswinkel verwacht dat het heel mooi wordt, algemeen geldig en tijdloos. ,,Hij is natuurlijk een allergeestigste cabaretier, maar ook filosoof. Hij is wel de man die rust breng.” De uitzending vanavond zal helemaal live zijn. Om het gevoel van oudjaar te versterken. 

Dit artikel verscheen op 31 december 2015 in iets gewijzigde vorm in de Leeuwarder Courant en Dagblad van het Noorden.

Lees hier waar mijn fascinatie voor dit fenomeen vandaan komt.