Of een hele lange inleiding voor ik je vertel welke comedian je moet checken
Vanuit de cabaretwereld is er met enige regelmaat kritiek op het feit dat het genre soms niet zo serieus genomen lijkt te worden. Waarom wordt de Poelifinario, de prijs voor het meest indrukwekkende cabaretprogramma van het seizoen, bijvoorbeeld niet tegelijkertijd uitgereikt met andere theaterprijzen? En waarom krijgt de winnende cabaretier geen gouden penning, zoals de winnaar van de Louis d’Or, maar een spiegel van de Xenos? Terechte discussie lijkt me, maar volgens mij begint alles bij het serieus nemen van de kijker. En met de kijker bedoel ik in dit geval: mijzelf.
Een echte mening over cabaretprijzen heb ik helemaal niet. Wat kan mij het nou schelen wat anderen ervan vinden. Love yourself, er zijn al anderen genoeg. etc. etc. Maar toen ik laatst een stukje schreef over dingen die ik mooi vind, en het immer hartverscheurende dilemma of je dat wel of niet met anderen wilt delen, merkte ik dat ik bij ‘dingen die ik mooi vind’ zelf meteen dacht dat ik tranentrekkende muziek bedoelde, of een schilderij of zo, of een gedicht. Terwijl ik nota bene wist naar aanleiding van wat ik het stukje schreef, ik wist allang wat ik éigenlijk bedoelde. Ik bedoelde comedy.
Nu ben ik toch wel iemand die in haar leven zorgwekkend veel tijd heeft besteed aan het kijken van cabaret en stand up. Op YouTube, op Netflix en in het theater. Ik heb er een mening over, ik kan er uren over praten, en heb er zelfs een godganse blog aan gewijd. En tóch denk ik bij ‘kunst die je raakt’ vooral aan poëzie (?) en sonates (??). En als ik met iemand over theater praat, schaam ik me lichtjes als ik zeg dat ik muziektheater en toneel weliswaar interessant vind, maar mijn grootste belangstelling bij cabaret ligt.
In een podcast zei de Britse comedian Lee Mack iets wat mij aan het denken zette. Hij merkte op hoe, als je naar aanleiding van het overlijden van een dierbare een lied zou zingen, iedereen dat prachtig vindt, terwijl je, als je er grappen over maakt, de kritiek krijgt je gevoelens weg te lachen. Volgens hem is dat scheef, omdat je in beide gevallen je rouw omzet in een vorm van kunst. Een goed punt volgens mij, want gevoelens lach je echt niet zomaar weg. Integendeel, denk ik.
Sommige comedy betekent echt iets voor me. Het kan mij raken. Net zoals ik betoverd kan raken door een boek, of zoals muziek me plotseling kan aangrijpen. Niet op dezelfde manier, maar wél op dezelfde manier. (Ja, sorry, zoek dit maar even zelf uit.) Blijkbaar vind ik dat zelf moeilijk te geloven. Alsof ik denk dat glim- en/of schaterlachen een oppervlakkige bezigheid is. Een bewering die ik, laat ik hier even duidelijk over zijn, tegelijkertijd tot in het diepst van mijn wezen pertinente onzin vind.
Goed. Wat ik eigenlijk wilde zeggen. Ik heb een nieuwe favoriete comedian en hij heet James Acaster. Kijk dat.