Episch was het, de eerste keer dat ik als net-op-kamers-wonende student in de supermarkt stond en tot het inzicht kwam dat ik dus gewoon schuddebuikjes kon kopen. Van die echte, met zo’n oranje dop. Die nieuwe woonplaats en eigen kamer met keuken en badkamer waren tot daaraan toe, maar toen ik het pak schuddebuikjes op de band zette, voelde ik me zelfstandiger dan ooit. Ik was grote mens.
Grote mensen doen grotemensendingen. Van sommige dingen wist ik het als kind al: dat is echt iets voor grote mensen. Daar had ik bewondering voor. Mijn moeder bijvoorbeeld, nam weleens een ijsje met de smaak pistache. Wat dat precies voor smaak was, wist ik niet, maar het was heel cool. Lang niet zo cool als mijn aardbei, maar ja, voor pistache moest je groot zijn.
Soms kwam ik ook tot stuitende ontdekkingen. Ik herinner mij een avond dat ik niet kon slapen. Met deken was te warm, zonder te koud. Ik had me al honderd keer omgedraaid en had zelfs geprobeerd of het op de grond misschien wel lukte. Nee dus. Uiteindelijk mocht ik nog even beneden komen. En nu komt het. Bleken mijn ouders dus midden in de nacht zonder mij op de bank televisie te kijken en bokkenpootjes te eten. MIDDEN IN DE NACHT! BOKKENPOOTJES ETEN! Ik wist helemaal niet dat grote mensen dat deden en voelde me heel bijzonder dat ik er even deel van uitmaakte.
Helemaal indrukwekkend was de keer dat ik een grotemensentruc leerde. Op doorreis naar Zuid-Frankrijk waren we in een hotel waar ze geen washandjes hadden. Super onhandig natuurlijk. ‘Maar,’ zei mijn vader, ‘dat is helemaal niet erg. Daar ga ik je een truc voor leren.’ Met zijn handen maakte hij een kommetje en spletshte zo het water in zijn gezicht. Hoe vet! Ik kon het meteen en ik kan het nog steeds.
Allemaal voorbeelden van grotemensendingen waar ik best wel een beetje van onder de indruk was. Maar niets was zo mysterieus als oudejaarsavond. Die avond, man, grotemenseriger kun je het niet krijgen. De hele dag was al raar, dat voelde je aan alles. We aten appelflappen en op straat hoorde je af en toe een rotje, aangestoken door stoere jongens. ’s Avonds als ik naar bed werd gebracht, legden we alvast de kleren klaar die ik om iets voor twaalven over mijn pyjama mocht aantrekken. Mijn ouders bleven gewoon helemaal wakker tot twaalf uur, iets waar ik mateloos onbegrip voor had. Ik moest gauw gaan slapen en dat mislukte natuurlijk volledig. Beneden hoorde ik mijn ouders en hun vrienden praten en lachen. Steeds heel hard lachen. En niet één keer, maar om de haverklap, met die van uitschieters naar boven. Ik luisterde naar hun geschater en was toen al gefascineerd door de oudejaarsconference. Daar wilde ik bij zijn! Maar ja, ik was nog lang geen grote mens.
31 december verscheen er van mijn hand een uitgebreid artikel over het fascinerende fenomeen van de oudejaarsconference in de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden. ‘De show van Wim Kan in 1973 heeft enorme indruk op me gemaakt. Ik was 12 en mocht voor het eerst opblijven.’ vertelt bijvoorbeeld Erik van Muiswinkel. Lees het hier!