Key en Kharms

Een zoektocht naar mijn liefde voor het werk van de Britse comedian en de Russische schrijver. Of: wat ik denk van nonsens.

Omdat ik voor de mondelingen literatuur in vwo 6 eigenlijk ‘De aanslag’ van Harry Mulisch moet lezen, en ‘Noodlot’ van Louis Couperus, lees ik nu met volle overgave ‘Today I Wrote Nothing’ van Daniil Kharms. Ik ken Kharms pas sinds kort, via comedian en dichter Tim Key. Ze houden me bezig.

Tim Key

Langs een lange route in de Britse comedy, raakte ik geïntrigeerd door Tim Key (de persoon) en niet veel later ook door zijn werk. Hij schrijft gedichten die je absurdistisch kunt noemen, of nonsens. Gedichten waar hij naar eigen zeggen slechts een paar minuten over doet, en die beginnen met zinnen als ‘Matt was literally all over the place’, ‘Joseph added lots of cornflour to his coffee’ en ‘I took off my mask. No mouth!’ Gedichten ook die ik in gênante mate leuk vind.

Elke keer als ik lol heb om een stukje – ik noem maar iets: ‘We had gone beyond the point where you would “need a bag”.’ -, schippert mijn hoofd tussen het zoeken naar betekenis en het simpelweg accepteren van mijn eigen plezier. Aan de ene kant wil ik wanhopig verklaren waarom dit iets met me doet en probeer ik te beschrijven wat het zo goed maakt, waarbij ik mijn toevlucht zoek tot allerlei interpretaties (op een goede dag haal ik er de politiek, de maatschappij, de zin van het bestaan bij), en aan de andere kant denk ik dat ik Key en zijn werk daarmee verdraai en waarschijnlijk tekort doe.

Neem deze twee gedichten:

POEM.

A pedestrian lay in his bed.
He thought about all the routes he’d walked that day.
He dreamed about all the routes he’d take in the future.
He shut his eyes and smiled to himself.

Van: Instagram

En

PILE ‘EM HIGH

The parks got full.
The government waved through a new policy:
“Stacking”.
Now groups were allowed to assemble on top of one another.
Up to five groups of ten could stack like this.
Park wardens enforced a strict two-metre gap in between the stacks.
Joggers weaved between the stacks and sometimes clambered over them.
They would rest on top of the revellers and drink cider before scrambling back down and jogging on once more.
Snorting, panting, slaloming between these government-sanctioned piles of irrepressible humanity.

Uit: He Used Thought As A Wife

Het is niet heel moeilijk om uit beide een betekenis te persen. De eerste kan een soort metafoor zijn voor het leven. Iets over hoe er altijd nieuwe kansen zijn en avonturen op de loer liggen of zo. De tweede kun je makkelijk lezen als een stukje overheidskritiek in coronatijd. Maar: 1. Ik geloof totáál niet in die betekenissen. 2. Dat is absoluut niet waar mijn geamuseerdheid vandaan komt. Nee joh. Ik vind de zin ‘A pedestrian lay in his bed’ gewoon heel leuk. En ik moet grinniken om het geschetste beeld in ‘Pile ‘em up high’. De goedkope interpretaties zouden daar totaal aan af doen.

Daniil Kharms

Mijn fascinatie voor Key en in het bijzonder mijn fascinatie voor mijn fascinatie voor zijn werk, bracht me bij Daniil Kharms. Key, die Russisch studeerde, liet ergens vallen een liefhebber te zijn van deze avant-gardistische schrijver uit de Sovjet Unie. Normaal zou ik afgeschrikt worden door termen als ‘avant-garde’ en ‘iconoclastisch’ en laten we er voor de lol meteen ‘postmodernisme’ bij gooien (waarschijnlijk omdat ik niet precies weet wat ze betekenen, en omdat ze een soort Bedoeling suggereren), maar nu dacht ik: die moet ik lezen! Lang verhaal kort: nu ben ik ook liefhebber van Kharms. Eigenlijk was ik al verkocht na de eerste zinnen van het eerste verhaal dat ik las, Blue Notebook No. 10: “There was a red-haired man who had no eyes or ears. Neither did he have any hair, so he was called red-haired theoretically.” (In de vertaling van Neil Cornwell).

De invloed van Kharms op Key’s werk is onmiskenbaar. De combi van het absurde en het alledaagse, de willekeur, de uitroeptekens!, het deed me allemaal ontzettend aan Key denken. Tegelijkertijd raakte ik daarvan in de war. Kharms is een veelgeprezen schrijver waar literatuurwetenschappers en -critici vanalles over schrijven, en Key is een comedian. Weliswaar ook veelgeprezen, maar vanuit een heel andere hoek. Hoe kan ik beide op een ogenschijnlijk zelfde manier waarderen? Trekt Kharms mij om de verkeerde redenen? Mis ik een belangrijke betekenis? Het idee dat er waarschijnlijk allerlei interessants onder het oppervlak van Kharms’ werk zit, vervult me eerder met teleurstelling dan blijdschap. Het liefst wil ik lachen om ‘The Plummeting Old Women’ en daarna met rust gelaten worden. Of nou ja – ik wil dus wel begrijpen waarom ik dat verhaal zo leuk vind.

The Plummeting Old Women

A certain old woman, out of excessive curiosity, fell out of a window, plummeted to the ground, and was smashed to pieces.
Another old woman leaned out of the window and began looking at the remains of the first one, but she also, out of excessive curiosity, fell out of the window, plummeted to the ground and was smashed to pieces.
Then a third woman plummeted from the window, then a fourth, then a fifth.
By the time a sixth old woman had plummeted down, I was fed up watching them, and went off to Mal’tseviskiy Market where, it was said, a knitted shawl had been given to a certain blind man.

Uit: Incidences, vertaald door Neil Cornwell

Toen ik gisteren de introductie van vertaler en auteur Matvei Yankelevich op ‘Today I Wrote Nothing’ las, hield ik mijn hart vast. Bijna begon het me te duizelen van de literaire vergelijkingen en historische kaders. Totdat Yankelevich een verrassende richting op ging. Hij schrijft: ‘Kharms’s writing is often forced into political paradigms’ en ‘Kharms consistently denies us our desire to draw any moral conclusions from his work’. Hij zet uiteen hoe veel interpretaties van Kharms’ werk ten onrechte terugvallen op de politieke en maatschappelijke context. En hij spreekt de hoop uit dat Kharms ook vooral een beetje die vreemde schrijver in de marge blijft.

Dit luchtte me ontzettend op. Ik wil graag mijn liefde voor zijn werk verantwoorden, maar niet ten koste van de ogenschijnlijke onzinnigheid die me juist zo aanspreekt. Net als bij Key. Er zit juist schoonheid in eenvoud, lol in absurdisme, troost in merkwaardigheid. Om de laatste zin van Blue Notebook No. 10 te citeren: “In fact it’s better that we don’t say any more about him.”

Leave a Comment

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *