Wie? Maar, serieus, zeg me wie?

Het is al lange tijd een van mijn grootste levensvragen. Vragen als ‘waarom zijn de bananen krom’ en ‘wat is de zin van het leven’ zijn nog betrekkelijk makkelijk (als ze recht zijn vallen ze om, 42), maar hier loop ik al lang mee rond.
In de loop van mijn leven is de vraag al vaker opgedoemd en sinds ik begon aan de studie Nederlands is hij niet meer uit mijn gedachten verdwenen. Door verschillende mensen en in een bijzonder laag tempo worden er af en toe dingen over hem prijsgegeven en daardoor wordt mijn verlangen naar het antwoord op de vraag alsmaar aangewakkerd: wie, maar echt, wie is in vredesnaam Jan?
Ik weet het niet! In liedjes, en ook vooral in voorbeeldzinnen staan er af en toe korte zinnen over Jan, maar niemand kan mij vertellen wie hij is. Volgt hij misschien colleges met ons? Is het een pseudoniem van iemand die we eigenlijk heel goed kennen? Ik weet nog te weinig over hem. Maar wel iets. En dat geef hoop.
Ervan uitgaande dat Jan inmiddels volwassen is, kunnen we maar weinig zeggen over de jeugd van Jan. Hij is opgegroeid in een gezin met ouders die weinig thuis waren. Naar het schijnt is hij eens (of vaker dan eens?) thuisgekomen om een boterham te vragen, maar bleek vader noch moeder thuis te zijn. Hij woonde naar alle waarschijnlijkheid in een jaren-dertig boerderij, met voorhuis.
Meer dan bovenstaande is er niet bekend. Niet bij mij in ieder geval. Karige informatie, maar het genoemde tragische voorval met de boterhammen heeft blijkbaar verstrekkende gevolgen gehad voor de rest van zijn leven. Want wat lezen wij in de tot honger en vermoeiens toe herhaalde voorbeelden zinnen in de colleges syntaxis van Mark de Vries: ‘Jan at lekkere boterhammen.’ ‘At Jan lekkere boterhammen?’ ‘Wat at Jan?’ ‘Lekkere boterhammen at Jan!’ Van een om brood bedelend jongetje is Jan uitgegroeid tot een ware levensgenieter!
‘Het tragische voorval met de boterhammen heeft verstrekkende gevolgen gehad.’
Maar hier blijft het niet bij. Nee, zeker niet. Ook bij andere vakken vangen wij snippertjes op uit het verder zo anonieme leven van deze Jan. En deze snippertjes zijn niet altijd even reputatiebevestigend. Zo lezen wij bij semantiek opeens: ‘Jan heeft de neus.’ Welke neus? Wiens neus? Wat voor een rare snuitert is Jan dat hij ‘de neus’ heeft? Wie is deze Jan? En waar werkt hij eigenlijk? Toen ik het ging terugzoeken zaten er tussen de onschuldig lijkende zinnetjes als ‘Jan dronk koffie’ en ‘Jan zei dat hij koffie dronk’ en ‘Peter dacht dat Jan zei dat hij koffie dronk?’ (terzijde: waarom dacht Peter dat? En ho, wie is Peter?), stonden ook zinnen van minder onbezoedelde aard: ‘in haast overhandigde Jan de boef het losgeld’ (college van 12 september, over predikaten).
Maar ondanks de soms ietwat twijfelachtige beweringen die over Jan gedaan worden, lijkt het me een sympathieke gozer. En dat komt met name door het zevende hoorcollege van semantiek dat ik dit jaar had, gegeven door Jack Hoeksema. Daar staat in de powerpoint namelijk de volgende informatie over Jan: ‘Jan zit op kantklossen.’ Lief hè?
Ik ken Jan niet, maar ik wil hem wel leren kennen. Alleen daarom wil ik deze studie blijven doen. Ooit hoop ik antwoord te vinden om mijn chronisch-prangende vraag: wie, maar echt serieus, wie is Jan?

1 Comment

Leave a Comment

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *