Prince ging dood

Prince ging dood. Ik wist niet echt dat hij nog leefde, maar als zo iemand dan dood gaat, is dat toch erg. Ik kende Purple Rain, bij nader inzien ook Kiss. Ik kende eigenlijk niemand die veel meer nummers kende. Toch was ik 27 april bij de Prince Tribute Project op de Grote Markt. Er hing een zweem van respect, ik voelde me er licht misplaatst. Ik was overduidelijk niet de enige die gewoon even was gaan kijken nu het toch droog was, maar toch voelde het niet helemaal kloppend. Links van me sloegen twee 50+-vrienden een arm om elkaar heen, een paar rijen ervoor veegde iemand al bij de eerste noten van Purple Rain een traan van zijn wang. ‘Sorry,’ wilde ik zeggen, ‘sorry dat ik geen flauw idee heb wie Prince was.’

Het huwelijk

Toen hij bespeurde hoe de nevel van de tijdlijn
De avond in een klik had weggezogen
De accu had geleegd en hem had voorgelogen
Toen stopte hij met scrollen in tranen en venijn

Hij zuchtte en stond op en zei ‘wees eens een vent’
En nam zich plechtig voor geen soggen meer te dulden
En zag toen dat berichten zijn iPhone weder vulden
En hoe het scherm rood oplichtte met ‘accu 2%’

Maar leeggaan deed het niet, al syncte hij met laptop
En tergde het hem telkens met lichtflits en geluid
Al deed hij het beginscherm weer aan en dan weer uit
En trilde het non stop, maar laadde toch weer op

Hij dacht ik gooi het stuk en spoel het door de plee
Ik verwijder Instagram en Tinder helemaal
En als ik iets wil delen, vertel ik een verhaal
En op een online friend request zeg ik dan voortaan nee

Maar uitloggen deed hij niet, want tussen droom en daad
Staan angsten in de weg en praktische bezwaren
En ook ‘niets willen missen’, dat niemand kan verklaren
En dat zelfs ’s avonds komt, wanneer men slapen gaat

Zo gingen jaren heen. De smartphones werden groot
En camera’s die zagen hoe hij die nooit iets miste
Alleen zat bij het vuur, zijn surfhistorie wiste,
Een naar-links-geswipete en vervaarlijk aanblik bood

Geïnspireerd door het televisieprogramma ‘Tatataal’ met de fantastische rubriek ‘Beter dan Gorter‘, ook wel eens ‘Korter dan Gorter’ genoemd trouwens, Gorters ‘Mei’ heeft namelijk 4381 regels.

Ik schreef ook:

  • ‘Sonnet’: ‘Ik ben een trut in ’t diepst van mijn gedachten / ik zie de aarde…’ Lees verder
  • ‘3G’: ‘Hier zit ik achter mijn gintonic glas / mij onnoemlijk te vervelen…’ Lees verder
  • ‘Besluiteloosheid’: Denkend ‘als ik slaap kan ik niet eten / en eten heb ik weer geen tijd voor slaap…’ Lees verder
  • ‘De supermarkt’: ‘Natuur is voor de fitgirlscene en vega’s / En dan, wat is natuur nog in dit land? …’ Lees verder
  • ‘Fatsoenlijke woningloze’: ‘Alleen in deze kamer kan ik wonen / nooit vind ik ergens anders onderdak…’ Lees verder

Sonnet

Ik een trut in ’t diepst van mijn gedachten

Ik zie de aarde, hoog vanaf mijn troon
Beoordeel ieder mens met spot en hoon
Wens narigheid uit diepst gevoelde krachten

Ben veelal bezig ieder te verachten
Hooghartig vaak, en agressief van toon
Ik ben geen god, nee eerder een demoon
Ik ben een trut in ’t diepst van mijn gedachten

Maar als het moet dan lijk ik geenszins boos
Dan glimlach ik heel vriendelijk en mak
En is het net of ik dat alles meen

Gedachten schijnen zelden erdoorheen
Het diepste komt haast nooit aan ’t oppervlak
Al komt het af en toe behoorlijk close

Geïnspireerd door het televisieprogramma ‘Tatataal’ met de fantastische rubriek ‘Beter dan Gorter‘, ook wel eens ‘Korter dan Gorter’ genoemd trouwens, Gorters ‘Mei’ heeft namelijk 4381 regels.

Ik schreef ook:

  • ‘Het huwelijk’: ‘Toen hij bespeurde hoe de nevel van de tijdlijn / de avond in een klik had weggezogen…’ Lees verder
  • ‘3G’: Hier zit ik achter mijn gintonic glas / mij onnoemlijk te vervelen…’ Lees verder
  • ‘Besluiteloosheid’: Denkend ‘als ik slaap kan ik niet eten / en eten heb ik weer geen tijd voor slaap…’ Lees verder
  • ‘De supermarkt’: ‘Natuur is voor de fitgirlscene en vega’s / En dan, wat is natuur nog in dit land? …’ Lees verder
  • ‘Fatsoenlijke woningloze’: ‘Alleen in deze kamer kan ik wonen / nooit vind ik ergens anders onderdak…’ Lees verder

Besluiteloosheid

Denkend ‘als ik slaap kan ik niet eten
En etend heb ik weer geen tijd voor slaap’
Geknor dat wisselt aldoor met gegaap
Het pad van bed naar koelkast is versleten

De kruimels op de plek waar ‘k heb gezeten
Bewijzen dat ik eens ben opgestaan
En de kreukels in mijn dekbed zijn waaraan
Men ’t dommelen zo-even af kan meten

Even, als ik met de verpakking kloot
Zie ik korte flits een graf
Bezin ik een seconde op het leven

Maar echt, die onmacht duurt maar even
Dan haal ik snel het plastic ervan af
En denk ik eigenlijk nooit meer aan de dood

Geïnspireerd door het televisieprogramma ‘Tatataal’ met de fantastische rubriek ‘Beter dan Gorter‘, ook wel eens ‘Korter dan Gorter’ genoemd trouwens, Gorters ‘Mei’ heeft namelijk 4381 regels.

Ik schreef ook:

  • ‘Het huwelijk’: ‘Toen hij bespeurde hoe de nevel van de tijdlijn / de avond in een klik had weggezogen…’ Lees verder
  • ‘3G’: Hier zit ik achter mijn gintonic glas / mij onnoemlijk te vervelen…’ Lees verder
  • ‘Sonnet’: Ik ben een kreng in ’t diepst van mijn gedachten / ik zie de aarde hoog vanaf mijn troon…’ Lees verder
  • ‘De supermarkt’: ‘Natuur is voor de fitgirlscene en vega’s / En dan, wat is natuur nog in dit land? …’ Lees verder
  • ‘Fatsoenlijke woningloze’: ‘Alleen in deze kamer kan ik wonen / nooit vind ik ergens anders onderdak…’ Lees verder
 

Danku sinterklaarsje

Het was zaterdag 14 november. Ik werd langzaam wakker en hoorde dat het buiten waaide en regende. Het eerste wat ik dacht was, ‘er was iets leuks vandaag!’ en vervolgens ‘de intocht van Sinterklaas!’ Dit is geen grapje, dat dacht ik echt. Terwijl ik uit mijn bed rolde, hoopte ik dat het weer wat zou opknappen. Dat hoopte ik voor de kinderen hoor, en voor sinterklaas en de pieten, want je moet niet denken dat ik zo diehard ben dat ik aan de kant van de weg ga staan zwaaien. Nee, ik kijk het verslag van het sinterklaasjournaal wel terug. Dan kun je het ook veel beter zien.
De tijd dat sinterklaas in het land is, is mijn favoriete periode van het jaar. Zonder twijfel. Juist nu in mijn familie iedereen de geloofleeftijd voorbij is, is pakjesavond dé gebeurtenis van het jaar met een grote hoofdrol voor de gedichten. Met zijn twaalven behandelen we op vijf december zo’n 50 sinterklaasgedichten. (Zit daar een systeem in? Ja.) Het is absoluut niet de bedoeling dat je met je rijmpje iemand helemaal de hemel in prijst, een beetje kritisch iemand de gek aan steken is wenselijk. Hoe harder er gelachen wordt, hoe beter. We hanteren een systeem waarbij iedereen de gedichten voorleest die hij zelf geschreven heeft. Dat is niet raar maar noodzakelijk. In een talige familie als de onze komt het de sfeer niet ten goede als iemand met zijn hakkelende voorlezen, foute nadrukken en misplaatste klemtonen jouw met zoveel aandacht geconstrueerde gedicht helemaal verpest. Het belang van de gedichten wordt elk jaar mooi geïllustreerd doordat er de middag van 5 december nog iemand met het gezicht van een oorwurm en een kladblok op de bank zit. Rijmwoordenboek in de hand, de familietraditie vervloekend. EN WAAR IS DE PLAKBAND!?
Sinterklaas is heus niet alleen een kinderfeest (disclaimer: ja, die zijn wel het belangrijkst hoor). Elke avond kijk ik het sinterklaasjournaal. Niet om zes uur, maar om een uur of negen via uitzending gemist. Eerst het NOS-journaal, dan het sinterklaasjournaal. Soms ben ik laat thuis en heb ik geen tijd voor het achtuurjournaal, dan kijk ik alleen het sinterklaasjournaal. Waarom? Omdat het een ontzettend leuk, mooi en goed gemaakt programma is. Mijn nieuwe levensdoel is om bij het sinterklaasjournaal te werken en ik verheug me op vanavond want ik ben erg benieuwd wat Sinterklaas nou steeds met Opapiet uitspookt.  Het programma houdt me in de waan van de magie van sinterklaas. Na elke aflevering heb ik meer zin in zaterdag. Ik zal een knuffel in mijn schoen doen en een hunebedsteen voor de deur leggen. Dag hoor!
Sinterklaas dag hoor meme

Meningsverzwijgingsrecht

De gemoederen lopen steeds hoger op. In het vluchtelingendebat, in de zwartepietendiscussie en weet ik het in welke strijd nog meer. De een pleit in een ellenlange facebookstatus voor meer mededogen, de ander in CAPS LOCK voor eigen-volk-eerst. Ik begrijp dat jullie al weken met de vraag zitten, ‘maar wat vindt Lotte dan’? ‘Vindt Lotte wel iets?’ Ja hoor, natuurlijk, wat denk je.

Ik vind ook iets
Iedereen vindt dat ie
Overal recht op heeft
Recht op een mening en
Recht op gesticht

Maar eigenlijk vind ik het
Meningsverzwijgingsrecht
Van al die rechten het
Meeste een plicht

Lees hier het ollekebolleke over niezen. Mensch, durf te leven!

Held van Beroep

Als ik voor de derde dag achtereen langs dezelfde kerk fiets, vraag ik me af wie hier precies opdracht toe heeft gegeven. Zeker acht neonoranje mannen zijn met bladblazers bladeren aan het verplaatsen. Ze staan in een lange linie opgesteld alsof ze een gebied aan het uitkammen zijn en blazen de bladeren steeds een paar centimeter verder naar achteren, waarschijnlijk totdat ze op één plek liggen. En ze lekker efficiënt verwijderd kunnen worden. Zodat er geen bladeren meer op het grasveld rond de kerk liggen. Stel je voor. Ik snap het niet helemaal, maar dat kan me weinig schelen. Er zal niemand zijn die zich eraan stoort als er straks geen bladeren meer liggen, hooguit komt een bejaarde klagen dat zijn middagslaapje verstoord wordt door het geluid van acht bladblazers. Acht bladblazers met acht bladblazermannen.

Terwijl ik het zie, denk ik aan een boek dat mijn leven heeft veranderd. Dat klinkt heel interessant, maar ik weet er eigenlijk nog heel weinig van. Het gaat om ‘Held van beroep’ van Adriaan Jaeggi. Het is helemaal niet mijn lievelingsboek, ik vond het tijdens het lezen niet overdreven mooi, en het enige dat ik me herinner is dat er iets met een zwembad was en dat we er in de derde klas een fotosamenvatting van moesten maken. Ik was dan ook van plan om het na het inleveren van de samenvatting te vergeten. Maar er is één scène die stiekem toch gebleven is. Dat is de scène dat de hoofdpersoon Sam (heb ik ook moeten opzoeken) beschrijft hoe hij ooit een man op tv zag. Er was een olieramp geweest en kilometers kustlijn waren vervuild met lelijke olieprut. Die man was in zijn eentje de rommel aan het opruimen. Met een schepnet. Zinloos natuurlijk, maar wel heel mooi. Want hoewel hij zelf waarschijnlijk ook zag dat het onbegonnen werk was, deed hij het wel. Die man was, volgens Sam, held van beroep.
Ik zie regelmatig mensen die held van beroep zijn. De neonoranje mannen horen er niet bij, maar verder helden van beroep in overvloed. De werkman met helmpje in New York die, staand in zijn kraanbakje, netjes links bovenaan begint met het lappen van de ramen van een ontiegelijk grote wolkenkrabber. De boer met grasmaaier midden in een grasveld in Zuid Frankrijk, alleen, en in de brandende zon. De kunstenares in Berlijn die minuscule tekeningetjes maakt op een vel papier zo groot als een dekbed. En de vrouw in Groningen Noord, die ik dagelijks zie.
Toen ik net in mijn studentenflat woonde, werd er op allerlei plekken nog verbouwd. Er werd gesloopt, geboord, gezaagd, getimmerd.  En één mevrouw dweilde. Met een emmer en een sopje. In een lange gang die onder het bouwstof lag. Als je er langs liep kon je beter een mondkapje op doen, maar de mevrouw had geen mondkapje, ze had een dweil. Nog voordat de vloer opgedroogd was, lag hij weer onder het stof. Toch dweilde ze, en ze kreeg er waarschijnlijk nog betaald voor ook. Het had iets zieligs, iets zinloos, iets heldhaftigs. Ik keek er even naar en liep toen over de natte vloer naar de lift, naar mijn kamer, en ging verder met mijn leven. 

“Festina lente”

Festina lente

Dit is een liedje. Ik geef toe, het is wat behelpen, zo zonder begeleiding en melodie. Maar toch vind ik het meer een liedje dan bijvoorbeeld een gedicht (of een rijmpje of een boek). Denk er zelf maar muziek bij. Iets met een gitaar, een stevig ritme en een behoorlijk chagrijnige stem.

Festina lente

Al op de eerste mooie dagen
Als de zon ons gaat behagen
En de mensen weer gaan vragen
‘Wordt het morgen ook zo warm?’

Als de eersten al weer hoopvol
In te korte broeken lopen
Als terrasjes weer geopend
Krijg ik kriebels overal

Want dan moet ik er weer uit en
Moet ik lenteliedjes fluiten
Moet ik hoe dan ook naar buiten
Als ik maar blij ben en geniet

Moet ik living in the moment
Pluk de dag en leef je droom zijn
Moet ik zen, mezelf en zo zijn
En dat kan ik helemaal niet

Heb geen idee hoe dat dan moet
Hoe volg je in vredesnaam je gevoel?
Hoe gaat sereen, hoe doe je mindful?
Hoe beleef je met gemak?

En hoe kom ik op zo’n plaatje
Waar een facebookpage dan later
Met Comic Sans of met Candara
Een gedichtje over plakt?

Flikker toch op man, met je zomer
Laat de herfst maar gauw weer komen
Laat het stormen, laat het stromen
Koud en naar, daar houd ik van

Zodat ik als het buiten giet
Binnen knus en zonder kriebels
Lekker zonder te genieten
Bij de kachel zitten kan

Wie? Maar, serieus, zeg me wie?

Het is al lange tijd een van mijn grootste levensvragen. Vragen als ‘waarom zijn de bananen krom’ en ‘wat is de zin van het leven’ zijn nog betrekkelijk makkelijk (als ze recht zijn vallen ze om, 42), maar hier loop ik al lang mee rond.
In de loop van mijn leven is de vraag al vaker opgedoemd en sinds ik begon aan de studie Nederlands is hij niet meer uit mijn gedachten verdwenen. Door verschillende mensen en in een bijzonder laag tempo worden er af en toe dingen over hem prijsgegeven en daardoor wordt mijn verlangen naar het antwoord op de vraag alsmaar aangewakkerd: wie, maar echt, wie is in vredesnaam Jan?
Ik weet het niet! In liedjes, en ook vooral in voorbeeldzinnen staan er af en toe korte zinnen over Jan, maar niemand kan mij vertellen wie hij is. Volgt hij misschien colleges met ons? Is het een pseudoniem van iemand die we eigenlijk heel goed kennen? Ik weet nog te weinig over hem. Maar wel iets. En dat geef hoop.
Ervan uitgaande dat Jan inmiddels volwassen is, kunnen we maar weinig zeggen over de jeugd van Jan. Hij is opgegroeid in een gezin met ouders die weinig thuis waren. Naar het schijnt is hij eens (of vaker dan eens?) thuisgekomen om een boterham te vragen, maar bleek vader noch moeder thuis te zijn. Hij woonde naar alle waarschijnlijkheid in een jaren-dertig boerderij, met voorhuis.
Meer dan bovenstaande is er niet bekend. Niet bij mij in ieder geval. Karige informatie, maar het genoemde tragische voorval met de boterhammen heeft blijkbaar verstrekkende gevolgen gehad voor de rest van zijn leven. Want wat lezen wij in de tot honger en vermoeiens toe herhaalde voorbeelden zinnen in de colleges syntaxis van Mark de Vries: ‘Jan at lekkere boterhammen.’ ‘At Jan lekkere boterhammen?’ ‘Wat at Jan?’ ‘Lekkere boterhammen at Jan!’ Van een om brood bedelend jongetje is Jan uitgegroeid tot een ware levensgenieter!
‘Het tragische voorval met de boterhammen heeft verstrekkende gevolgen gehad.’
Maar hier blijft het niet bij. Nee, zeker niet. Ook bij andere vakken vangen wij snippertjes op uit het verder zo anonieme leven van deze Jan. En deze snippertjes zijn niet altijd even reputatiebevestigend. Zo lezen wij bij semantiek opeens: ‘Jan heeft de neus.’ Welke neus? Wiens neus? Wat voor een rare snuitert is Jan dat hij ‘de neus’ heeft? Wie is deze Jan? En waar werkt hij eigenlijk? Toen ik het ging terugzoeken zaten er tussen de onschuldig lijkende zinnetjes als ‘Jan dronk koffie’ en ‘Jan zei dat hij koffie dronk’ en ‘Peter dacht dat Jan zei dat hij koffie dronk?’ (terzijde: waarom dacht Peter dat? En ho, wie is Peter?), stonden ook zinnen van minder onbezoedelde aard: ‘in haast overhandigde Jan de boef het losgeld’ (college van 12 september, over predikaten).
Maar ondanks de soms ietwat twijfelachtige beweringen die over Jan gedaan worden, lijkt het me een sympathieke gozer. En dat komt met name door het zevende hoorcollege van semantiek dat ik dit jaar had, gegeven door Jack Hoeksema. Daar staat in de powerpoint namelijk de volgende informatie over Jan: ‘Jan zit op kantklossen.’ Lief hè?
Ik ken Jan niet, maar ik wil hem wel leren kennen. Alleen daarom wil ik deze studie blijven doen. Ooit hoop ik antwoord te vinden om mijn chronisch-prangende vraag: wie, maar echt serieus, wie is Jan?