Waarom zijn er zo weinig rechtse comedians? Is comedy misschien inherent links?
In een van zijn Live at the Apollo-optredens stelt de Britse comedian Nish Kumar dat het aanzienlijk makkelijker is om left-wing-comedy te maken dan right-wing-comedy. “Hey! Don’t you hate it when you start earning over a hundred thousand pounds a year and you move up an income tax bracket!?” Het publiek lacht. “Doesn’t work!” Natuurlijk is zijn uitspraak in de eerste plaats een stukje stand-up (daarna stelt hij dat schaak in principe ‘slow tactical racism’ is), maar toch liet het me niet los. Heeft hij gelijk? Zit er iets in het principe van comedy dat inherent links is?
De hypothese heeft de getallen mee. Het lijkt erop dat er inderdaad meer linkse dan rechtse comedy is. Ik ben niet de eerste die dat opvalt. Maar die disbalans kan natuurlijk meerdere verklaringen hebben. Misschien kiezen mogelijke rechtse comedians wel eerder voor een beter betaalde baan. Misschien wordt het de rechtse comedians onmogelijk gemaakt (door zenderbazen, schouwburgdirecteuren, Bill Gates). Of misschien reken ik wel veel meer comedy tot left-wing dan eigenlijk nodig is. De rechtse comedian Geoff Norcott vertelt hoe bezoekers vaak ironie zien waar dat niet is. Eén vrouw ging er zelfs vanuit dat hij een typetje speelde. “She was laughing throughout – for all the wrong reasons.”
Om de vraag echt goed te beantwoorden, moeten we er dieper induiken. Je moet afbakenen wat comedy is (ik zou zeggen: het verhalen vertellen en/of grappen maken met als voornaamste doel een publiek te laten lachen) en wat links is (iets met het idee dat de zwakkeren in de samenleving beschermd moeten worden, in plaats van overgelaten te worden aan principes als ‘eigen verantwoordelijkheid’ en marktwerking). Zit er iets in de linkse ideologie dat meer ruimte biedt aan comedy? Zit er iets in comedy dat beter aansluit bij een linkse ideologie?
Het eerste waar ik aan moet denken, is het welbekende principe van punching up. Lachen werkt bevrijdend, wordt vaak gezegd. Met humor kun je je wapenen tegen dat wat macht over jou heeft, omdat het de legitimiteit ervan (tijdelijk) ondermijnt. Het kan gaan om het relativeren van allesoverheersende emoties (verdriet, boosheid, angst), maar ook om het op losse schroeven zetten van mensen of instanties die vrij letterlijk de macht hebben. Van docenten en bazen, tot wereldleiders en meerderheidsgroepen zoals witte mensen, hetero’s of mannen. Daarom zijn grappen vaak gericht aan hen ‘boven’ je: punching up.
Als het klopt dat humor vaak zo werkt, dat humor in zekere zin bevrijdt van onderdrukkende machtsstructuren, dan is de link met links niet ver te zoeken. Het is een verklaring die, met uiteenlopende nuances, vaker wordt overwogen. Op de website Pathos schrijft filosoof Jonathan MS Pearce bijvoorbeeld: “Comedy, with its subversive and rebellious nature, will attack the haves, and celebrate the have-nots in their struggle to have.” Volgens Joop.nl heeft humor vaak met gerelativeerde pijn te maken, maar kent de rechtse mens alleen financiële pijn. “Die pijn in zijn portemonnee wil hij niet creatief in het theater relativeren, maar creatief via belastingtrucs of de politiek in klinkende munt terugkrijgen.” Ik zei toch, uiteenlopende nuances.
Maar dit idee dat humor vaak omhoog trapt (punching up) en daarmee links is, is geen sluitende verklaring voor de alomtegenwoordigheid van linkse comedy. Deels misschien wel, maar niet alle comedy valt onder dit soort gezagsondermijnende, punching-up-humor. Ricky Gervais, bijvoorbeeld, schuwt harde grappen over minderheden echt niet. En Daniel Sloss maakt in zijn Netflix-specials ‘Dark’ en ‘Jigsaw’ ijzersterke grappen over zijn gehandicapte zusje. Het kan. Maar dat het niet ‘typisch’ links is, maakt het niet automatisch rechts. Dat merkt ook Zoe Williams op in The Guardian: “The Frankie Boyle/Ricky Gervais sensibility, where anything’s funny as long as you’re not supposed to say it, is explicitly “anti-political correctness”, but implicitly, it’s anti-political anything.” Niet links of rechts dus, maar a-politiek. Net zoals bijvoorbeeld Ronald Goedemondts relaas over tegenwerkende stofzuigers a-politiek is, of de woordgrappen van Ronald Snijders.
Of alle humor die niet naar boven trapt ook meteen niet-politiek is, is trouwens wel een punt van discussie. Er is ook iets voor te zeggen dat humor die de status quo bevestigt, helemaal niet neutraal is, maar rechts. Het artikel Where Are All the Right-Wing Comedians? gaat in op dat idee, dat ‘maar een grapje’ niet bestaat, omdat – hoe sterk, doordacht en goedbedoeld ook – de comedian altijd een bepaalde mate van macht heeft. Comedians die aan meer status quo-bevestigende humor doen, ontkennen vaak dat ze die macht hebben. Ze zeggen dat het ‘maar een grapje’ is en dat zij slechts grappenmakers zijn. Denk bijvoorbeeld aan Youp van ‘t Hek, die zich in De Wereld Draait Door verdedigt voor zijn pisnicht-column met ‘een grap is gewoon een grap’.
Eerlijk gezegd vind ik dat nogal makkelijk. Zeker als je bedenkt dat er een sterkere reden is om toch dit soort grappen te maken: sommige comedians stellen dat het recht om grappen te maken belangrijker is dan de ‘verplichting’ aan de kant van de minderheden te staan. Guido Weijers zegt bijvoorbeeld in de PowNed-documentaire Dat zijn geen grappen: ‘Als mensen een grap maken die heel ver gaat, dat kun je wel een smakeloze grap vinden, maar dat wil niet zeggen dat je het niet mag zeggen. (…) Iedereen moet alle grappen mogen maken.’ Je zou kunnen zeggen: ze vinden vrijheid belangrijker dan gelijkheid. En hoewel ik daar zelf enig ongemak voel – ik identificeer mezelf als links, maar vind de vrijheid om grappen te maken erg belangrijk – vind ik het geen gek idee om dit rechts te noemen.
Er is dus wellicht meer comedy rechts dan ik in eerste instantie gedacht had, want ook punching down, of status quo bevestigende humor, is goed onder ‘rechts’ te rekenen. Daar wil ik nog wel drie kanttekeningen bij plaatsen. Ten eerste is niet altijd zo één-twee-drie te zien wie het doelwit van een grap is. Ik noemde de gehandicaptengrappen van Daniel Sloss als voorbeeld van harde, en niet per se linkse humor, maar wie de shows gezien heeft, weet dat het geen status quo bevestigende grappen zijn. Het is eerder het publiek dat wordt aangepakt. Ten tweede is het verschil tussen punching up en punching down niet zo helder als het op het eerste gezicht lijkt. Is je afzetten tegen de overwegend linkse comedy-scene niet ook punching up? En is een comedian, bedreigd door een veranderende, globaliserende wereld, die grappen maakt over immigranten, niet ook naar boven aan het trappen? Zo zal het soms wel voelen.
Als derde kanttekening wil ik nog maar even benadrukken dat het wat mij betreft onterecht is dat rechtse humor vaak als diskwalificatie gezien wordt. Een comedian maakt zelf een afweging: welke invloed heb ik eigenlijk? En in hoeverre vind ik de vrijheid van grappen belangrijker is dan het ondermijnen van de status quo? Over die afwegingen kan gediscussieerd worden, maar feit is dat comedy die niet direct naar boven trapt niet per definitie resulteert in bagger met smakeloze grappen. De rechtse comedian Geoff Norcott schrijft hoe een ‘keyboard warrior’ hem tweet dat rechtse comedy per definitie niet grappig is. “David beating Goliath = Funny. Goliath beating David = not funny”. Waarop Norcott antwoordt: “I’m not so sure; it would all depend on how it was handled. The humour could come from David’s quiet confidence as he presumed virtue would result in victory, a bit like left-wingers on election nights.” Een goed punt. Dat kan prima.
Humor is dus niet inherent links. Rechtse humor kan bestaan, en bestaat. Afhankelijk van je definitie van rechtse humor bestaat het zelfs best veel. Gelukkig maar, want er is blijkbaar behoefte aan. Als Nicholas de Santo in comedy club Comedy Unleashed (‘no self-censorship, if it’s funny, it’s funny’) grappen maakt over de Europese Unie, kunstgeschiedenis en IS, lacht en juicht het publiek enthousiast. ‘This is going better than it did in Camden’, zegt hij, verwijzend naar de als alternatief en links bekendstaande Londense wijk. Het is de volste lach van de avond.
Is het niet zo dat kunstenaars in het algemeen vaker links zijn? Voor dit fenomeen spelen weer andere dingen een rol dan je al noemt. Een (te?) makkelijke reden is, dat echte carrièrejagers niet veel heil zien in een toekomst als kunstenaar. Een andere reden zou kunnen zijn, dat als je niet goed out-of-the-box kan denken, je niet echt een goede kunstenaar bent én je geneigd bent conservatief te denken.
Ik denk dat je daar gelijk in hebt. Misschien heeft kunst überhaupt wel iets inherent links, al kom je dan waarschijnlijk ook in een lastige ‘wat is kunst eigenlijk’-discussie.
De leerlingen die in de klas hun schriften voltekenen of volschrijven met eigen creaties in plaats van net schoolwerk, zijn in mijn beleving precies de leerlingen die ook opkomen voor lhtbi-ers en vegetarisch eten (om maar even wat linkse identicatoren te noemen). Trouwens docenten zijn ook vaak links…
Dat is mij nooit zo opgevallen, ik ga er eens op letten! Misschien is alles gewoon de schuld van linkse indoctrinatie door leraren.
Met veel plezier heb ik dit intelligente, wat filosofische stuk gelezen. Ik blijf zitten met mijn vraag (mening) of het onderscheid links/rechts wel goed hanteerbaar is in dit verband.
De zeer verschillende connotaties die dit onderscheid voor velen heeft, maakt het niet duidelijker.
Misschien moeten we het maar gaan beperken tot discussies in verband met het Reglement Verkeersregels en -tekens e.d.
Ik ben het met je eens dat het onderscheid wat ingewikkeld/geforceerd is in dit verband. Toch hebben mensen het wel met enige regelmaat over linkse comedy (rechtse eigenlijk minder), vandaar.