Author Archives: LotteWijbrands
Meningsverzwijgingsrecht
De gemoederen lopen steeds hoger op. In het vluchtelingendebat, in de zwartepietendiscussie en weet ik het in welke strijd nog meer. De een pleit in een ellenlange facebookstatus voor meer mededogen, de ander in CAPS LOCK voor eigen-volk-eerst. Ik begrijp dat jullie al weken met de vraag zitten, ‘maar wat vindt Lotte dan’? ‘Vindt Lotte wel iets?’ Ja hoor, natuurlijk, wat denk je.
Ik vind ook iets
Iedereen vindt dat ie
Overal recht op heeft
Recht op een mening en
Recht op gesticht
Maar eigenlijk vind ik het
Meningsverzwijgingsrecht
Van al die rechten het
Meeste een plicht
Lees hier het ollekebolleke over niezen. Mensch, durf te leven!
Dit is een waarschuwing over Harteveld en Fretz
Zaterdag 31 oktober stonden de Gebroeders Harteveld en Fretz in theater Sneek. Vooraf vertelde Klaas mij via Facebook dat hij ze deze week in Meppel zou zien en vroeg of ik hem kon waarschuwen als het niks is en hij beter thuis zou kunnen blijven. ‘Zal ik doen.’ reageerde ik.
Klaas was er niet gerust op, bleek vanochtend uit zijn volgende reactie. Zonde. Daarom is deze post speciaal voor hem (maar ook voor jullie hoor).
Klik voor groter of klik hier. |
Ha die Klaas,
Blijkbaar heb je er lucht van gekregen dat de voorstelling van de Gebroeders Harteveld en Fretz ‘minder gaat om lachen, gieren, brullen en meer om reflectie’. En reflectie is een vies woord. Nu vind ik dat wel meevallen – persoonlijk vind ik bijvoorbeeld ‘slufter’ veel viezer – maar ik kan me er iets bij voorstellen. Ik heb beloofd je te waarschuwen, dus daar ga ik. Ik zal proberen je een indruk te geven van wat voor soort voorstelling het is.
Een stelletje idealisten in een bunker, dat zijn Harteveld en Fretz. Vanuit die bunker en vanuit hun idealisme vertellen ze je hoe ze daar zo terecht zijn gekomen. Een belangrijk thema is dat ze bijna dertig zijn (= bijna zestig = bijna dood) en zich afvragen waar hun activisme is gebleven. Als je bijna dertig bent moet je sowieso naar de voorstelling, maar jonger (ik) of ouder (vrijwel iedereen die ik na afloop sprak) kan ook heel goed.
Het vertellen is inderdaad wel echt het belangrijkst. Je moet dus niet komen om te gieren en te brullen. Maar je moet wel komen (Je moet wel komen, Klaas!). Als het niet is voor het zo gemeende en eerlijke verhaal, dan toch zeker voor de mooie liedjes, die doen denken aan Kommil Foo en Acda en de Munnik. Tweestemmig, en begeleid door Marcel Harteveld op gitaar en door Laura Trompetter op slagwerk.
Ik geef toe, ‘cabaret’ is een beetje een problematische term, omdat het gebruikt wordt van gier-en-brul tot overdenking, maar ik wil je waarschuwen niet uit voorzorg thuis te blijven. Het woord ‘reflectie’ hoor je mij niet gebruiken en Harteveld en Fretz doen dat ook niet, dat beloof ik.
Veel plezier bij de eerlijke, muzikale voorstelling met humor en zelfspot donderdag. Laat je weten hoe het was en of je inderdaad beter niet thuis had kunnen blijven?
Groet!
Lotte
Update: aan het eind kwam alles goed, Lees hier alle reacties.
Je bent niet grappiger, echt niet
Graag zou ik deze column willen beginnen met een citaat van ELKE meester, juf, leraar en lerares. Een zin die ik als kind verschrikkelijk vond, omdat het samen met ‘daar is het gat van de deur’ tot de grootste klasclichés behoorde. Een zin waar ik vroeger de kriebels van kreeg, – nog steeds trouwens – maar waar ik de afgelopen jaren steeds meer begrip voor heb gekregen. Oké, dit is ‘m:
Welk gedeelte van ‘houd je mond’ begrijpen jullie niet?
Afschuwelijk vond ik het als een leraar dat zei, maar steeds vaker heb ik de neiging hem ook te gebruiken. Niet in de klas, maar in het theater. Er zijn klaarblijkelijk mensen die geen enkel gedeelte van ‘houd je mond’ begrijpen. Dat is niet eens alleen irritant, ook gewoon gênant.
Ik ben de afgelopen jaren bij veel cabaretvoorstellingen geweest in erg veel verschillende plaatsen. Het publiek in Arnhem is niet hetzelfde als in Hilversum en het publiek in Amsterdam niet hetzelfde als in Groningen, maar in elk publiek zit altijd in ieder geval één iemand die het principe van een voorstelling niet helemaal begrijpt. Mocht je twijfelen, het werkt doorgaans zo:
Cabaretier: praat
Publiek: houdt zijn mond of lacht
(Wanneer je je mond houdt en wanneer je lacht is niet helemaal random verdeeld, maar dat is alweer een stap verder. Voor nu is ‘je mond houden’ het belangrijkst.)
Klinkt voor de hand liggend? Mooi, dan is het nu wij tegen hen. Want er zijn toch nog twee categorieën mensen die het niet begrijpen.
- Zij die hardop antwoorden op retorische vragen en te enthousiast beamen. Dat is vooral gênant, omdat ik vaak de indruk heb dat ze het echt niet in de gaten hebben. Tegen hen zou ik willen zeggen: dat hoeft niet, echt niet.
- Zij die proberen bijdehand uit de hoek te komen. Dat is vooral irritant omdat ze de voorstelling verstoren. Tegen hen zou ik willen zeggen: Je bent niet grappiger dan die gast op het podium, echt niet.
Nooit zeg ik tegen hen “Welk gedeelte van ‘houd je mond’ begrijp je precies niet?” Ik blijf altijd bang dat het opgevat wordt als een niet-retorische vraag of – nog erger – dat ik een bijdehand antwoord krijg.
Nare dingen in een fijn leven
Een week gevoel van medelijden maakt zich van mij meester als ik iemand weer eens hoor zeggen: ,,Maar het Nederlands is toch een heel lelijke taal?’’ Ik snap niet waar het vandaan komt dat Nederlanders zo’n buitenproportionele afkeer hebben van hun eigen taal. Dat vind ik niet eens per se heel erg, eerder jammer (ik ben niet bóós, ik ben teléúrgesteld), want wat hebben ze ongelijk. En wat verdrietig dat ze dat zelf niet door hebben.
Gelukkig houd ik wel van onze taal en beleef ik daar bespottelijk veel plezier aan. Zo houd ik bijvoorbeeld een lijstje bij van mooie en lelijke woorden. Moet wel even het misverstand uit de wereld geholpen dat lelijke woorden geen woorden zijn met een vervelende betekenis. Zij die zeggen dat ze, ik noem maar iets, ‘gedoogpolitiek’ een lelijk woord vinden wantrouw ik. Niet omdat ze waarschijnlijk iets tegen gedogen hebben, maar omdat ze niet begrijpen dat een lelijk begrip niet hetzelfde is als een lelijk woord.
“Ik ben niet bóós, ik ben teléúrgesteld”
Om maar even een voorbeeld te geven, ik vind ‘naar’ een mooi woord. Dat komt door de klank. ‘Naar’ klinkt ook echt naar. Je kunt zeggen dat iets vervelend is, of irritant, maar dat is echt iets heel anders dan NAAR. De bus missen is vervelend, dat de wifi het steeds niet doet irritant, maar als je op een stortregenachtige herfstdag op een nat zadel moet gaan zitten, terwijl je jas ook al doorweekt is en je een keelpijn op voelt komen, dan is dat naar. Zodoende houd ik zelf een lijstje bij met ‘nare dingen in een fijn leven’ waar naast ‘op een nat zadel gaan zitten’ en ‘keelpijn voelen opkomen’ ook ‘de wekker’ en ‘de natte sjaal’ staan. Het lijstje groeit gestaag, er zijn niet veel dingen in een fijn leven die precies bij dit mooie woord passen.
Lelijke woorden op mijn lijstje zijn ‘beige’, ‘orgel,’ ‘zalm’ en ook het jeuk veroorzakende ‘crea-bea’ en het afgrijselijke ‘slufter’ (zeker in combinatie met een slissende aardrijkskunde lerares geen aanrader). Andere mooie woorden zijn ‘wortel,’ ‘bedachtzaam,’ ‘pietenpak,’ (ritme van de Radetzky Mars) ‘wildbreien,’ het voorvoegsel ‘bere-‘ (serieus, alles met bere- klinkt gezellig, zelfs ‘berechagrijnig’) en ‘belabberd’.
Het lijstje met mooie woorden is uiteraard langer, want ik houd van onze taal. Had het niet zo’n ontzettende Rita-Verdonk-associatie, dan zou ik zeggen dat ik ‘trots op Nederlands’ was. En zij die het Nederlands lelijk vinden moeten zich in een hoekje gaan zitten schamen, of misschien gewoon beter opletten. Voor hun eigen bestwil ook, want elke dag moeten praten in een taal die je veracht, dat lijkt me een typisch gevalletje van ‘naar’. Desalniettemin. Verkneukelen. Nurks.
Om over de leuke dingen die je met taal kunt doen nog maar te zwijgen. Daar schreef ik vorig jaar iets over. Met dingen.
Gelukkig hebben we de foto’s nog (2)
GASTPLOG VAN CAROLIEN BORGERS
Held van Beroep
Als ik voor de derde dag achtereen langs dezelfde kerk fiets, vraag ik me af wie hier precies opdracht toe heeft gegeven. Zeker acht neonoranje mannen zijn met bladblazers bladeren aan het verplaatsen. Ze staan in een lange linie opgesteld alsof ze een gebied aan het uitkammen zijn en blazen de bladeren steeds een paar centimeter verder naar achteren, waarschijnlijk totdat ze op één plek liggen. En ze lekker efficiënt verwijderd kunnen worden. Zodat er geen bladeren meer op het grasveld rond de kerk liggen. Stel je voor. Ik snap het niet helemaal, maar dat kan me weinig schelen. Er zal niemand zijn die zich eraan stoort als er straks geen bladeren meer liggen, hooguit komt een bejaarde klagen dat zijn middagslaapje verstoord wordt door het geluid van acht bladblazers. Acht bladblazers met acht bladblazermannen.
Joost de Haas maakte de poster voor Van der Laan en Woe
Joost de Haas maakte de poster voor ‘Alles Eromheen’ van Van der Laan en Woe. Sinds 21 april hangt ook deze op mijn kamer en ik kijk er graag naar. Volgens mij krijgen posters en hun makers veel minder aandacht dan ze verdienen, dus ik belde Joost met wat vragen.
Yvonne Roos maakte de poster voor Wim Helsen
Deze poster is bedacht en gemaakt door Yvonne Roos. Het is de enige poster die mij wel eens laat schrikken. Als ik op mijn balkon sta bijvoorbeeld, of als ik gewoon naar het behangetje staar. Ik sprak Yvonne over het affiche en een beetje over de voorstelling die erbij hoort.
Hoe ben je op het idee voor de poster gekomen?
Toen Wim en het impresariaat mij vroegen de poster te maken, moest de voorstelling nog worden geschreven. Wel ontving ik een tekst getiteld ‘Spijtig, spijtig, spijtig’ waarin Wim belooft alle problemen op te lossen. Ze wilden graag een affiche met jaren 70 sfeer en de foto van Wim was al gemaakt. Al schetsend kwam ik terecht bij de patronen die zo kenmerkend zijn voor de zeventiger jaren. En na een brainstorm met Wim heb ik hier meer inhoud aan gegeven door er allerlei verborgen gezichten in te monteren, zodat de achtergrond van het affiche weerspiegelt wat er in het hoofd van Wim om gaat. ‘Het is niet wat het lijkt’, dat gevoel. Het stoffige behangetje blijkt een hele andere lading te omvatten dan het in eerste instantie doet vermoeden. De gezichten zijn afkomstig van foto’s van waterspuwers die ik heb gemaakt tijdens vakanties.
Wat is de relatie van de poster tot de voorstelling?
Ik denk dat het affiche de lading van de voorstelling dekt als je bedenkt in wat voor monsterlijke situaties je jezelf kunt laten belanden, brrr. Ook herken ik in het affiche het nerveuze, achterdochtige aspect uit de voorstelling. De discussie die Wim met zichzelf voert op de wc. ‘Is het wat het lijkt?’ ‘Of stel nou dat, en wat dan!?’ ‘Zijn ze te vertrouwen?’.
Wat vind je belangrijk aan een (cabaretaffiche)?
Een goed theater- of cabaretaffiche raakt je wanneer je er snel langs fietst. Dat is vaak al heel knap, gezien de hectiek op en langs de Nederlandse fietspaden, met name in Amsterdam. Als een cabaret- of theateraffiche je in een paar seconden een bepaald gevoel meegeeft of een vraag stelt, vind ik het een geslaagd ontwerp. Terwijl je je fietsrit vervolgt, blijft het beeld bij je hangen en eenmaal thuis of op je werk ga je op zoek naar informatie over de voorstelling. Het affiche dat ik heb gemaakt voor de voorstelling van Wim Helsen vraagt eigenlijk wel iets meer tijd dan een paar seconden. Pas als je langer kijkt, zie je ineens de grimmigheid tussen de stoffige bloemen opduiken.
Ruben Steeman maakte de poster voor Pieter Derks
Ruben Steeman maakte de poster voor de voorstelling van Pieter Derks. Bij gesprekken over mijn muur komt die steevast ter sprake. Omdat de soms erg mooi ontworpen affiches best wat aandacht verdienen, vroeg ik Ruben naar het ontwerpproces.
Hoe ben je op het idee van de poster gekomen?
We wilden iets doen met oud en nieuw. En dan niet het oliebollenfeest, maar oude principes en nieuws. Pieter heeft in zijn shows veel actueel werk en de onderwerpen die hij bespreekt koppelt hij ook aan stukken geschiedenis, dingen die terugkomen. We hebben een aantal voorstellen gedaan, maar we zijn uiteindelijk op de tekening van Da Vinci gekomen tijdens het schetsen. Al schetsend zie je soms plots iets wat je niet bedacht had, en zonder die schets ook niet bedacht had kunnen hebben. Ik probeerde iets met een standbeeld dat de krant las en tegelijk een microfoon vasthield, en toen leek de houding opeens op die tekening.
Hoe en waarom heb je hem zo gemaakt?
We wilden de Da Vincitekening citeren, niet kopiëren. Het naar deze tijd toe trekken, zonder de associatie te verliezen. In de foto hebben we alles heel simpel gehouden.
De achtergrond is de muur van de studio van fotograaf Arjen Benning. Het is een geschikte muur om het papier van de tekening te verbeelden, het heeft dezelfde kleur. Ik heb met een dik stuk grafiet een vierkant en cirkel op de muur getekend op basis van Pieters maten. Toen hebben we Pieter een aantal keer gefotografeerd, onder andere steunend op kratjes om de gespreide stand van zijn benen voor elkaar te krijgen. In nabewerking hebben we de beelden over elkaar heen gezet. De typografie in klein in potlood getekend, om dezelfde structuur te krijgen als het grafiet.
Wat vind je belangrijk aan een (cabaret)affiche?
Bij een affiche voor een solovoorstelling dat de speler er goed herkenbaar op staat. Dat de sfeer aanspreekt of prikkelt. En misschien wel dat je zelf met het beeld aan de haal gaat, dat je geïnteresseerd raakt in het verhaal dat het beeld vertelt. Of in ieder geval dat je ernaar kijkt. Cabaretaffiches mogen van mij ook wel grappig zijn, al is deze dat niet echt. Waar ik slecht tegen kan, is cabaretaffiches met portretten van de cabaretier met een gulle lach. De bedoeling is dat je mij aan het lachen maakt, en zo’n gemaakte lach doet dat eigenlijk nooit, die wil ik liever punchen.