Er blijken dus mensen te zijn die helemaal niet bovenmatig enthousiast worden als je vertelt dat je in het Welsh niet zegt ‘ik heb honger’ of ‘ik ben hongerig’, maar ‘ik wil voedsel’.
Een (vermoedelijk onvolledige) lijst van mensen die niet van hun stoel springen van enthousiasme bij dit nieuws:
- Mijn broertje
- Mijn vader
- Mijn moeder
- Mijn voltallige 3 havo/vwo-klas
In mijn derde klas zitten heel wat leerlingen die naast het Nederlands nog een andere taal spreken, iets waar ik in de toekomst nog veel gebruik van wil maken. Russisch, Javaans, Hebreeuws, Bulgaars, Kantonees, een geweldige variatie. In al die talen blijk je helaas gewoon ‘ik heb honger’ of ‘ik ben hongerig’ te zeggen. Dat kán op zich ook in het Welsh. Terwijl ik van dat ‘ik wil voedsel’ (dw i eisiau bwyd) al een paar dagen aan het genieten ben. Er zit iets leuks vastberadens in. Niet het probleem, maar de oplossing wordt benoemd. En sowieso word ik altijd vrolijk als een taal iets anders doet dan het Nederlands.
Ik kwam achter dit feitje, omdat ik sinds kort Welsh leer op Duolingo. Ik ben niet in de veronderstelling dat ik ooit Welsh zal kunnen. Een van de redenen daarvoor is dat Welsh onuitspreekbaar is. En ik ben bijvoorbeeld niet echt gemotiveerd. En het is ook weinig praktisch omdat alleen wat mensen in Wales en Argentinië (!) het spreken. Op beide plekken ben ik nog nooit geweest. Toch vind ik het erg leuk, want het Welsh zit vol met dingen die anders zijn dan in het Nederlands.
Welsh is een leuke combi van herkenbaar en totaal onbegrijpelijk. Het feit dat het in Groot-Brittannië wordt gesproken, betekent niet dat het een soort Engels is. Het is wel verre familie. Het Welsh is een Keltische taal, wat inhoudt dat het hoog in de stamboom verwant is aan onder meer het Engels en Nederlands (West-Germaanse talen) en het Spaans en Frans (Romaanse talen). Het is een broertje van het (bijna uitgestorven) Bretons, zoals Nederlands en Duits broertjes zijn. En het is een neefje van het Iers en Schots-Gaelic, ongeveer zoals het Nederlands en het Zweeds aan elkaar verwant zijn. Door die stamboom is de taal voor ons niet volledig merkwaardig, maar toch wel een beetje.
Dat merk je meteen al aan hoe de woorden eruit zien. Het Welsh gebruikt net als wij het Latijnse schrift, maar de woorden zien eruit alsof de kat op het toetsenbord is gaan zitten. Sommige letters staan voor klanken waar mijn mond niet toe in staat is. Misschien ken je wel het filmpje van de Britse weerman die vertelt dat het 21 graden was in Llanfairpwllgwyngyllgogerychwyrndrobwllllantysiliogogogoch. Ik zelf loop al vast bij bibliotheek: llyfrgell. Niet te doen. En zelfs als een woord best wel klinkt als een woord dat ik ken, ziet het eruit als een puzzel. Konijn is ‘cwningen’, chocolade is ‘siocled’ en kastje (cupboard) is ‘cwpwrdd’.
Terwijl ik de lesjes over begroetingen, dieren en het weer maak, stuit ik steeds weer op woorden en constructies die net even anders zijn dan ik ken. ‘Owen heeft een kat’ druk je uit als ‘een kat is met Owen’ (mae cath gydag owen). En in plaats van ‘het regent’ zoals in het Nederlands, of ‘hij regent’ zoals in het Frans (il pleut), zeg je ‘zij regent’ (mae hi’n bwrw glaw). Andere recente vreugdebrengers: oktober is letterlijk ‘maand herfst’ (mis Hydref), en een week is ‘achtnachten’ (wythnos).
Ik blijf deze weetjes vertellen aan iedereen die het wil horen (of, laten we eerlijk zijn, aan iedereen naar mij moet luisteren (hallo 3B)). Tegen beter weten en glazige blikken in. Ik moet toch ergens heen met mijn enthousiasme. In Wales zal ik er in ieder geval niet zoveel aan hebben, aangezien de zinnetjes die ik leer nogal beperkt inzetbaar zijn. Dw i’n bwyta pannas yn y glaw.