Omschakelingsbloemen

Er bestaan mensen die, als ze een film hebben gekeken in de bioscoop, metéén, zodra het muziekje van de aftiteling begint te spelen, opstaan, hop, hun jas grijpen, hun frisdrankbeker onder de arm klemmen en de zaal uitlopen. ‘Prachtige film!’ Dat snap ik niet. Ik snap niet hoe ze dat kunnen en heb bewondering voor hun klaarblijkelijk pijlsnelle omschakelingsvermogen. Als ik een film heb gezien, staar ik daarna ademloos en zo lang mogelijk naar de aftiteling. Tot de zaal bijna leeg is, pas dan sta ik op. Ik heb even (oké, best lang*) nodig om de film te verwerken en tot me door te laten dringen dat er ook nog een wereld is, en ik een leven heb.

In het theater heb je over het algemeen geen aftiteling. Lastig, juist na een indrukwekkende voorstelling kun je toch niet zomaar, bam, de lampen aandoen en in gesprek raken met je vrienden alsof er niks gebeurd is? Gelukkig is een voorstelling nooit bam afgelopen. Er zit een volledige en tamelijk vaste procedure omheen. Kort samengevat gaat die zo:

1. Artiest spreekt laatste woorden van de voorstelling (publiek in verwarring, is het nou afgelopen?)
2. Lampen gaan uit (ja dus)
3. Publiek gaat klappen
4. Lampen gaan weer aan
5. Artiest buigt en doet een halfslachtige armbeweging richting licht en geluid
6. Publiek gaat staan
7. Artiest buigt nog eens
8. Artiest rent coulissen in
9. Publiek blijft klappen
10. Artiest rent (verrassing!) weer terug en buigt nog maar een keer
11. Medewerker van het theater loopt op met een bosje bloemen
12. Medewerker van het theater wordt opgemerkt door artiest in kwestie en geeft de bloemen (al dan niet met een hand of drie zoenen) aan de artiest
13. Artiest buigt, zwaait met bosje bloemen, en verdwijnt in de coulissen
14. Lampen in zaal gaan aan

En pas dan is het afgelopen. Pas dan stromen de mensen de rijen uit, op weg naar het bier, en ben ik enigszins in staat mijn medetheatergangers aan te kijken en iets uit te brengen. ‘Wow.’ Bijvoorbeeld.

Zo gaat het altijd (soms komt er nog een toegift, een beetje verwarrend vind ik, maar gemakkelijk in te voegen tussen nr. 12 en 13) en ik ben blij dat er tijd wordt ingeruimd voor omschakeling. Voor de artiest lijkt het me ook fijn. Niet in één keer bam klaar met voorstelling, maar rustig in 14 stapjes kunnen veranderen van geconcentreerde artiest in jezelf.

Youp van ’t Hek met bloemenmeisje Mariska

Er is eigenlijk maar één ding dat ik niet begrijp ik aan deze hele gang van zaken, en dat is stap 11 en 12, het bosje bloemen. Ik vind het een vriendelijk gebaar hoor, maar wat moet je in vredesnaam met al die bloemen? Ervan uitgaande dat het theaterseizoen loopt van september tot juni, 9 maanden dus, en dat een cabaretier zo’n 12 keer per maand op de planken staat, krijgt een artiest 9 x 12 = 108  bossen bloemen per jaar! Hon-derd-acht! Verjaardags- en prijswinbloemen niet meegerekend. Dat vind ik veel. Als je die allemaal schuin af moet snijden en in lauwwarm water zetten, houd je geen tijd meer over. En geen plek in je huis. Wat moet je ermee?

Gelukkig is er uitkomst. Jeroen Woe, Youp van ’t Hek, Wim Helsen, Pieter Derks en anderen geven antwoord op mijn o zo prangende vragen. Lees hier de post!

* Dezelfde afwijking ook met televisie. Ik kan niet eens goed een avond voor de tv hangen. “Niet in de laatste plaats omdat ik vaak zó meeleef dat ik na anderhalf programma kapot ben.”

Leave a Comment

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *