Kijk, ik wil niet per se meteen allemaal stereotypen over taalnerds bevestigen, maar ik heb dus lievelingsinterpunctie. Lievelingskleur: blauw. Lievelingsdier: schaap. Lievelingsleesteken: haakjes. Ben echt een groot fan van haakjes. Laat me dat uitleggen.
Haakjes zijn een ongekende aanvulling op de schrijftaal. Je kunt er iets leuks mee: je kunt stiekem van alles toevoegen aan het verhaal dat je aan het vertellen bent. Dingen die niet heel relevant zijn voor de hoofdtekst, maar ook weer niet ongezegd moeten blijven. Haakjes bieden ruimte aan humor en nuance. Aan zijpaden en ritme. Anders dan de vormgeving doet vermoeden (‘haakje openen’, ‘haakje sluiten’) zijn het niet een soort hekjes die de tekst afgrenzen, maar geven ze juist ruimte. Ik zeg altijd: haakjes beperken niet, haakjes bevrijden. (Áltijd zeg ik dat.)
Ik zou willen dat haakjes in spreektaal bestonden. Ook daar wil ik namelijk die humor, nuance en zijpaden toevoegen, maar ik wil tegelijkertijd dat mijn gesprekspartner me kan volgen. Wat zijn de haakjes van de stem? Zit het in volume? Toonhoogte? Snelheid? Vaak probeer ik alle lettergrepen in één lettergreep uit te spreken en vergeet ik te articuleren. Het werkt zelden. Waren er maar haakjes.
En dan hebben we het nog niet eens gehad over de mogelijkheid van oneindige inbedding (moet je kijken (hier kijken (of hier))) en de heerlijke simpliciteit van de term (niks geen interessantdoenerij met ‘accolades’ en ‘beletseltekens’). Haakjes zijn mijn nummer 1. Voor de liefhebber: de komma staat op nummer 2, het gedachtestreepje op 3.
In mijn mails en stukjes probeer ik het gebruik van haakjes aan banden te leggen, want de samenleving is nog niet zo ver. Ik hanteer de vuistregel van maximaal één set haakjes per alinea: niet al te onprofessioneel, geen risico op haakjesinflatie en toch genoeg om wat extra’s binnen te smokkelen. Maar eerlijk is eerlijk, het liefst zet ik alles wat ik schrijf tussen haakjes (al moet moet een psycholoog daar misschien eens naar kijken).