Author Archives: LotteWijbrands
Kus – kussen – kussens
Ooit, lang lang geleden in mijn eigen slaapkamertje, kwam ik tot de ontdekking dat het woord kussen iets raars had. Het kon namelijk twee dingen betekenen. Het kon het meervoud van kus zijn, één kus, twee kussen, maar het kon ook gewoon enkelvoud zijn: namelijk dat fijne zachte ding dat ofwel op je bed ofwel op de bank ligt. Het enkelvoud van kussens zeg maar. Ik weet wel zeker dat ik op het moment van de ontdekking de woorden enkelvoud of meervoud niet kende, maar dat kus-kussen-kussens een grappig rijtje is, wist ik wel! Hilariteit alom in het slaapkamertje van Lotte en ik besloot dat het dan ook meteen met mijn knuffel en levensgezel Bert te delen.
Misschien had ik het toen al kunnen weten. Misschien had ik toen al in de gaten moeten hebben dat ik gedoemd was van taal te houden. En het is fijn om van taal te houden, je hoort het namelijk dagelijks om je heen. Ik ben dan ook (gelukkig niet zeg, pfoeh, nee) niet het type dat tranen voelt opwellen, zich alleen voelt in de mensenmassa van taalgebruikers en zich afvraagt waar het nou toch heen moet met de wereld en hoe het ooit goed kan komen als de mensheid niet eens de d/t-regel kan onthouden, bij het lezen van de krantenkop ‘bejaarde vrouw misleidt’. Nee, dan glimlach ik, en zie ik heel erg grappige dingen voor me.
Heel wat jaren later, toen ik al lang en breed op het Bornego zat en ik weer ergens tot de ontdekking kwam dat kus-kussen-kussens een leuk rijtje was, bedacht ik me dat er wel eens meer van dit soort woordrijtjes konden zijn en besloot ik ze op te schrijven. ‘Ik spaar woorden,’ zei ik tegen Froukje, die naast me zat en me hardop (en ze was niet de enige) uitlachte, want ja, wie spaart en nou woorden. Maar toen ik uitlegde wat voor woorden ik dan precies spaarde (want je moet wel begrijpen, je kunt niet gewoon woorden in het wilde weg sparen), werd ik geholpen. In een paar lessen tijd kwamen we tot dit rijtje:
Wat heb je hier nou aan? Nou, niks, nee echt helemaal niks. Behalve plezier dan, maar dat geldt vaak als niks. Zulk soort dingen vind ik gewoon leuk en dat heb ik vaker.
Ik was altijd in de veronderstelling dat ik dit zelf bedacht had. Een bekend fenomeen onder kleine kinderen, geloof ik. ‘Mama,’ zei ik als peuter tegen mijn moeder, ‘als ik honger heb en ik zie lekker eten, dan krijg ik spuug in mijn mond.’ Waarheid als een koe en helemaal zelf bedacht. Nou heb ik het kuskussenkussenrijtje ook echt zelf bedacht, maar ik ben niet de enige. Een paar dagen geleden kwam ik namelijk deze tweet tegen.
Enig googlewerk later kwam ik tot de ontdekking dat dit fenomeen een naam heeft: ‘overtreffende meervoudstrap’ en zelfs een Wikipediapagina. Op de pagina stonden nog een paar nieuwe, die ik zelf nog niet bedacht had, en dat maakte me stiekem ietwat blij. Er stond zelfs een link naar een vermeende volledige lijst van overtreffende meervoudstrappen. Dat maakte me iets minder blij, want ja, nou kon ik ze zelf niet meer bedenken. Iets later bedacht ik me echter dat dat dus betekent dat er nog minstens één ander op de aardbol is die deze woorden spaart. Geweldig.
Nu zou ik misschien kunnen zeggen dat er twee soorten mensen zijn, mensen die hier de lol van inzien en mensen die zeggen ´what the fuck ben je aan het doen met je leven´. Voor allebei valt wat te zeggen, maar de eersten hebben gelijk. Niet omdat het zo is, maar omdat ik nou eenmaal gedoemd ben om van taal te houden. En hé, ik hoop dat jij ook moest glimlachen bij de het lezen van het feit dat er zelfs rijtjes van vier (!) bestaan (w – wees – wezen – wezens).
Kus, kussen, kussens,
Lotte
+10
In mijn hoofd houd ik een ranking bij. Van alle mensen die ik ken. Dat klinkt misschien een beetje AIVD-achtigeng (want ook jíj komt erin voor), maar het is allemaal heel vriendelijk bedoeld. Ik kan er ook niks aan doen, zo heb ik dat nou eenmaal ooit bedacht.
Het gaat ongeveer als volgt te werk: in mijn hoofd hangt een enorm billboard met daarop alle mensen die ik ken. Op het moment dat ik bepaalde mensen zie of iets over ze hoor, worden hun namen geactiveerd en lichten die ietwat op (niet te erg hoor, dan krijg je hoofdpijn). Door bepaalde acties kun je stijgen in mijn waardering. Dan kan van alles zijn, je kunt punten krijgen door zowel een oud vrouwtje de weg over te helpen als ook door in een gesprek een quote van Ronald Goedemondt gebruiken, random een koprol te maken of tegen een deur aan te duwen waar ‘trekken’ op staat. Op het moment dat je punten verdiend en daardoor meer punten krijgt dan een ander stijg je in mijn waardering. Dat ziet er net zo uit als bij het puntenvoorlezen van het Song Festival en is bijzonder spectaculair.
Punten kun je inwisselen. Eigenlijk net zoals zegels in de supermarkt. Verschil is dat je zelf weinig tot geen inzicht hebt in je gescoorde punten. Verschil is ook dat je niet weet waar je ze voor kunt inwisselen, en daar eigenlijk ook niet naar kunt vragen. Daarbij hebben ze geen fysieke vorm. Louter mentaal. Verder zijn er wel algemene voorwaarden, maar die verschillen per situatie Kortom, deze alinea is onzin en weinig informatief. Laten we het dichterlijke vrijheid noemen (bij onzin, twijfel of chaos: dichterlijke vrijheid).
Het komt wel eens voor dat ik iemand iets leuks zie doen, glimlach, de vriendin die naast me loopt aankijk en uitroep ‘plus tien’. Af en toe staat er iemand bij die hinnikend uitkraamt, ‘nee joh, plus duizend’, maar dat slaat nergens op. Zoveel punten kun je helemaal niet in een keer krijgen.
Al met al een interessante bedoening, daar op het billboard in mijn hoofd. Niet bang zijn, iedereen begint standaard ergens tussen de driehonderd en vierhonderd. Punten verliezen kan wel, maar gaat moeilijk. Personen die onder de nul uit te komen, zijn heel heel zeldzaam. Tot mijn grote genoegen ben ik die nog nooit tegengekomen.
Op expeditie in een aantekeningenboekje
Tijdens archeologisch onderzoek dat plaats vond in diverse aantekeningenboekjes, gevonden in de boekenkast van Lotte Wijbrands, zijn een aantal teksten opgedoken waarvan zelfs de grootste wetenschappers het bestaan niet kenden. Een primeur.
Naar aanleiding van het stukje van Arjen Lubach op Recensiekoning over ‘aantekeningenpoëzie‘, ben ik mijn oude opschrijfboekjes eens gaan doorbladeren. Echte aantekeningenpoëzie heb ik niet kunnen vormen, maar het was zeker een plezierige ervaring. Ik vond van alles terug waarvan ik niet eens meer wist dat ik het geschreven had. Losse zinnen die ooit een gedicht hadden moeten worden, kleine verhaaltjes, gekras en een aantal verdwaalde onleesbare krabbels. De ene keer echt te slecht voor woorden, de andere keer verrassend leuk. Een aantal schrijfsels (wat zo noem ik ze maar even voor het gemak) post ik hier onder.
Maar bedenk goed: ik deel ze niet omdat ze zo goed zijn, puur omdat ik het jammer vind ze alleen maar te vergeten.
schrijfsel #1
schrijfsel #2
HOOP
ik wou dat ik dat vonkje kon pakken
in een bakje stoppen
altijd dragen
tot ik het zag
het vonkje dan pakken
in je buikje stoppen
dat jij het dan ziet
dat jij het dan mag
schrijfsel #3
schrijfsel #4
Ik hoop dat ik mijn dop
eens kwijtraak en dan
moeten blijven schrijven tot
mijn pen leeg is, en dan
een nieuwe kopen.
schrijfsel #5
helaas ben ik het gevoel kwijt wat ik hiermee bedoelde
@Bornego
Op verzoek hier de columns die ik voor @Bornego, het informatieblaadje van mijn school, heb geschreven.
De Golfstroom
‘Zo, woon jij hier ook nog?’ Mijn moeder komt mijn kamer binnengelopen. Ik heb me inderdaad de laatste twee dagen nauwelijks beneden vertoond. Het is ook zo druk op school. Of eigenlijk, ik heb het me zo druk gemáákt op school. We zitten nu ongeveer halverwege de periode en dat is zo’n moment waarop alle leraren opeens denken, ‘goh, laat ik eens een tussentoetsje geven, een PO, lees-, luistertoets, SO’ waardoor het opeens verdacht veel begint te lijken op een toetsweek , maar dan mét les.
Maar goed, dat zat er natuurlijk al een tijdje aan te komen. Toch is het wel een storende factor als je ook nog bezig bent met de kerstmusical, de schoolkrant, je sociale contacten wilt onderhouden en eigenlijk ook nog tijd wil hebben voor onzin.
Na mijn tussenuur kom ik weer op school en spreekt een vriendin me aan, ‘de directeur zoekt je’. Oh jee. Nou ja, voor zover ik weet heb ik niks fout gedaan, ‘ik ga er wel even heen als ik tijd heb.’ En daar gaat de bel alweer en komt de massa van leerlingen in beweging.
Op zo’n moment is het altijd een grote kunst te zorgen dat je in het goede lokaal terecht komt. Je moet precies zo lopen dat je in de goede stroom leerlingen zit, anders kom je nooit op je bestemming aan. Op zo’n moment moet ik altijd denken aan de film Finding Nemo waarin Marlin en Dory tijdens het zoeken naar Nemo per ongeluk in de Oost Australische Golfstroom terechtkomen, tussen een grote groep schildpadden. Echt een geweldig stuk is dat. En die ene schildpad doet me altijd denken aan meneer Wierda, die praat net zo. Dat is helemaal geen belediging hoor, het is echt de coolste schildpad die er tussen zit.
Terwijl ik me behendig tussen de andere mensen doorwring, nog half klem zit tussen twee Kiplingtassen en op het nippertje kan voorkomen dat ik door een school leerlingen word meegesleurd naar de afslag ‘talenvleugel’, kom ik nog twee andere vrienden tegen die me in het voorbijgaan nog net kunnen toeroepen dat de directeur me zoekt. Misschien moet ik hem dan toch eens gaan opzoeken, denk ik.
Ik klop aan op de deur en loop naar binnen. ‘Ha, Lotte,’ zegt Durieux. Juist, hóe weet hij mijn naam? Ik heb nog nooit met hem gepraat. Of ik misschien een column zou willen schrijven voor dit blaadje. Ja, hallo, ik heb het super druk. Waarover dan?
Voorjaar 2012
De surveillant
Voor het lokaal staan we te wachten. Onze surveillant is er nog niet. Hij moet vast nog koffie halen. Ik kijk rond. Sommige leerlingen staan nog als een soort bezetene door hun boek aardrijkskunde te bladeren, andere staan rustig te praten. Ik kijk in de richting van de klapdeuren en ja hoor, daar komt de surveillant al aan snellen. In z’n ene hand zijn laptop en in de andere een kopje koffie (ik wist het!).Hij mompelt een excuus en maakt het lokaal open.
Dit is een surveillant van het type, ´bij mij kan er absoluut niet afgekeken worden´, een beetje naïef dus maar vooral heel vervelend. Voordat wij het lokaal binnen mogen, legt hij op elke tafel een atlas neer. Voordat hij hem neerlegt, bladert hij hem zorgvuldig door want stel je toch voor dat er spiekbriefjes in zitten. Oei oei. Alsof wij van tevoren weten welke atlas we krijgen. Na een ingewikkeld tafereel van jij-moet-hier en daar-mag-je-niet-zitten kan ik aan mijn toets beginnen.
Een toets maken in best wel heel saai. In het begin gebeurt er nog wel eens wat. Iemand vraagt de datum, is zijn pen vergeten of komt te laat. Als je geluk hebt gaat diegene dan ook nog op de verkeerde plaats zitten en vraagt iets doms. Bij gebrek aan beter is dat echt hilarisch. En dat benadrukt al weer hoe saai zo’n toets is.
Het is een lastige toets en af en toe kijk ik even op om na te denken. NIET DOEN. Niet bij deze surveillant in ieder geval. Meteen kijkt hij je aan alsof je een zware misdadiger bent en blijft je vervolgens bij elke beweging volgen. In plaats van nadenken over de volgende opgave, ben je alleen nog maar bezig de blik van docent te ontwijken.
Het kopje koffie van de docent is op. En dat betekent meestal niet veel goeds. Waar ik al bang voor was gebeurt, de docent staat op en gaat rondjes lopen door de klas. Achter je langs en dan stiekem op je blaadje kijken. Heel eng. Griezelig gewoon. Op zo’n moment schrijf ik nooit wat op en doe gewoon alsof ik heel hard nadenk.
De rest van de tijd ben ik bezig met het ontwijken van blikken, het doen alsof ik nadenk, het kauwen op mijn pen en het invullen van vragen. En dan lever ik mijn blaadje in. Ook de atlas wil ik op het stapeltje leggen maar dat mag ik niet zelf doen. Natuurlijk niet. De docent bladert de atlas uitgebreid door, waarschijnlijk op zoek naar spiekbriefjes, bommen of andere levensbedreigende voorwerpen. Ik ben blij dat ik het lokaal uit ben en loop naar de aula.
Terwijl ik naar de aula loop, denk ik aan de verschillende toetsen die ik al gehad heb. Er zijn best wel veel surveillanten die niet goed kunnen surveilleren. Daar bedoel ik niet mee dat het te makkelijk of te moeilijk is om af te kijken, maar dat ze gewoon heel irritant zijn. Zoals het voor Iris Kroes, die je toch best een goede zangeres kan noemen, niet betekent dat ze ook opera kan zingen, zo betekent het voor een leraar die les kan geven in zijn vak, niet dat hij ook kan surveilleren.
Misschien moeten er auditierondes gehouden worden. Een soort The Voice, maar dan voor leraren. Ik zie het al helemaal voor me. Groot publiek, leerlingenpanel met een grote knop die een vreselijk geluid maakt als je er op drukt (misschien het geluid van de bel?) en trotse familieleden die via een flatscreen mogen kijken hoe het daar binnen gaat. Maar geen blind auditions want als de leerlingen toch omgekeerd op hun stoel zitten is dat eerder een slecht dan een goed teken. Dat lijkt me wel wat. Een goede surveillant is voor leerlingen namelijk essentieel en misschien voorkomt het zelfs dat er leerlingen zijn die hun tijd zitten te verprutsen door er domme columns over te schrijven.
Najaar 2012
Aasgierst
Ik had er nog nooit van gehoord, maar verschillende leraren hadden het er al weken over, allemaal met het zelfde verwachtingsvolle toontje. Als kleine kinderen die wachten op pakjesavond. Op deze vrijdagochtend was het dan zover: de dag van de leraar.
De regen klettert op mijn gezicht en stroomt met straaltjes mijn jas in. Zo hard als ik kan, sjees ik door de plassen richting Louise’s huis. Tot gistermiddag half vier had ik er niet bij stilgestaan. Pas tijdens de schoolkrantvergadering, bedenken we dat we wel iets kunnen doen. We gaan de leraren die het verdienen een bloemetje geven. Dat bloemetje moet alleen wel gekocht worden en daarom scheur ik nu samen met Louise de school voorbij richting de C1000. In de C1000 glijden we bijna uit op de gladde vloer, zoeken we mooie roosjes uit en scheuren we weer naar school.
Pauze. Waar is onze fotograaf Rutger? Waar is de rest. Chaos. Waar is Louise met de rozen. Daar is Louise zonder rozen. Waar is ze gebleven. Paniek. Daar is Louise met de rozen. Doe normaal, Lotte. Ja.
Bij de sta-tafeltjes in de buurt van de lerarenkamer prikken we onze vingers terwijl we de rozen verdelen. Nieuwsgierige leraren drommen langs en werpen wantrouwige blikken op het tafeltje. ‘Is dat voor ons?’ ‘Wat gaat er gebeuren?’
Vlak voor de lerarenkamer blijven we staan. We horen de leraren vanaf hier mokken. ‘Belachelijk gewoon’. Geloof mij, leraren zijn nog erger dan leerlingen. Een kind wiens verjaardag je vergeten bent, een moeder die niks voor moederdag heeft gekregen. De leraren hadden niet sipper kunnen zijn. Aasgierend kijken ze naar buiten terwijl ze zogenaamd nonchalant in hun koffie roeren. Ze zijn op hun gierst want de taart die ze verwacht hadden te krijgen van de directie, is er niet.
Louise gaat op haar knieën voor mevrouw Boonstra die de roos lachend in ontvangst neemt. Ook meneer Goossen springt van blijdschap bijna uit zijn vel. Hij slaat zijn arm om Romy heen en Rutger maakt een mooie foto. Meneer Goossen krijgt de opdracht de volgende docent uit de lerarenkamer te halen. Trots paradeert hij het hok door. Jaloerse, bijna afgunstige blikken, volgen de roos in zijn handen. ‘Waar heb je die aan verdiend Nico?’ ‘Is dit in plaats van de taart?’ ‘Krijgt iedereen er één of is het willekeurig?’
Zo worden om de buurt leraren geroepen om de roos in ontvangst te nemen. ‘Het is vandaag dag van de leraar en daarom wil ik u bedanken.’ ‘Meneer, omdat wiskunde eigenlijk een heel stom vak is, maar u het heel leuk maakt.’ De reacties zijn verschillend maar elke docent wordt er een beetje verlegen van. Meneer Jongsma staat er wat onhandig bij, ‘nou, dankjewel.’ Meneer Elzinga plant de roos zonder wat te zeggen in zijn kop koffie, meneer Visser roept dat hij de Griekse filosoof Gorgias uit Athene is. ‘Nee, je moet jezélf bedanken,’ zegt meneer Christmas. Ik kijk hem aan, ‘nee,’ zeg ik, ‘u neemt de roos aan en zegt dankjewel.’ Zwijgend neemt hij de roos in ontvangst, ‘dankjewel.’
Ze hadden geen taart, een wereldramp, sommigen wel een roos en hoewel niet iedereen dat liet merken, waren ze er blij mee. Toen ik gisteren wiskunde had, zag ik aan het bord, op de kop een gedroogde roos hangen.
Voorjaar 2013
Het gat van de deur
Wij, leerlingen, zijn eigenwijs. Stronteigenwijs als je wilt. We gaan gerust een uur in discussie, als we denken er nog punten uit te kunnen slepen of de inleverdatum op te kunnen schuiven. En ook als we er niks mee kunnen verdienen behalve ons gelijk. Het enige soort dat ik ken en nóg eigenwijzer is, is de leraar. Dat is lastig, want leraar en leerling komen elkaar op een school vrij vaak tegen.
Het verschil tussen leraren en leerlingen is dat leraren een troef hebben waar leerlingen niet aan kunnen tippen. Twee troeven eigenlijk.
Het eerste is een regel die schijnt te bestaan. Ik vind hem vrij rigoureus en bovendien een tikkeltje ouderwets, maar er zijn nog leraren die er hun eer aan behalen. De regel luidt ‘de docent heeft altijd gelijk.’ Niet lang geleden heb ik hem nog gehoord (in een iets andere variant): ‘maar mevrouw, mijn antwoord is echt ook goed, want kijk, hier staat het in de tekst,’ sputterde de leerling na een lange discussie, waarop deze niet nader te noemen mevrouw zei, ‘ja, dat is wel waar, maar ik ben de leraar.’ Het rijmde mooi maar daar was ook alles mee gezegd.
Er is echter nog iets ergers. Om de eigenwijze gelijk hebbende leerling de kop in te drukken, bestaat er een ultiem middel. Het is berucht en bevreesd binnen de muren van het Bornego College: ‘het gat van de deur.’ Hoe het precies werkt, weet ik niet, maar dat het heel naar is, staat vast. Ik stel me een soort van zwart gat voor, waar, als je er één keer in bent verdwenen, je met geen mogelijkheid meer uitkomt. Deze angstaanjagende doorgang is er trouwens niet altijd, – nee, poeh, gelukkig niet – maar alleen als de docent in kwestie deze oproept met de akelige woorden ‘en als je nu niet ophoudt, is daar het gat van deur,’ waarbij het van belang schijnt te zijn het woordje ‘daar’ ietwat uit te rekken en heel dramatisch met je arm richting de – nu nog onschuldige – deuropening te zwaaien. Ik ben er van overtuigd dat een leraar over zulk soort magische krachten beschikt (ze kunnen namelijk ook van een onmogelijke afstand voelen wat je zegt en ruiken of je je huiswerk gemaakt hebt).
Het gat van de deur als oplossing, een beetje sneu is het wel. Maar ja, je moet wat als leraar. Menig docent geeft toe dat het eigenlijk helemaal niet de bedoeling was leraar te worden, maar dat het een soort van per ongeluk zo gekomen is. En daar zit je dan met je eigenwijzigheid, wat voor ons het gat naar buiten is, is voor hen blijkbaar het gat naar binnen geweest. En iedereen weet het, het gat van de deur, daar is geen ontsnappen aan.
Kladblaadje
Tot gisteravond was ik niet echt zenuwachtig voor de examens. Natuurlijk had ik wel af en toe een stressmomentje. Even het inzicht dat het wel héél veel is, dat het bíjna is en dat het dan ook écht moet gebeuren, maar daarna zakte dat inzicht weer weg en was ik niet echt zenuwachtig. TOT ik gisteravond inlogde op Twitter. Alle examenleerlingen stopten al hun examenstress in 140 tekens, die rechtstreeks mijn buik binnenvielen. Ook op Facebook, de radio en tv vlogen de succeswensingen me om de oren. Goed bedoeld, en ook wel aardig, maar dat doen ze met toetsweken nooit en het zorgde dan ook vooral voor het idee dat het allemaal heel serieus is. Eindexamen. Ik zou het liever een ‘ietwat fors uitgevallen toetsweek’ willen noemen. Net had ik mijn eerste examen (Nederlands).
Terwijl ik dit schrijf, zit ik nog in de gymzaal me stierlijk te vervelen (ik wou dat ik twee hondjes was…). Inmiddels nog een half uur te gaan. Ik zou eigenlijk mijn antwoorden moeten verbeteren, alles nog twintig keer doorlezen etc. maar daar heb ik geen zin in en bovendien denk ik dat het weinig toevoegt. Ik weet nu echt niet meer dan de vorige doorleessessie. Ik heb nog wel een d in een t veranderd, een A in een B – levensgevaarlijk, weet ik – meer doe ik niet. En nu schrijf ik mijn kladblaadje vol. Ik schrijf inmiddels steeds kleiner want ik heb m’n ruimte niet echt optimaal benut
Ik vind overigens (nog 20 minuten) wel dat leraren hier heel lief van worden. Mevrouw Louwerse spreekt bemoedigende woorden, meneer Blom brengt koffie en the en mevrouw de Haas – die normaal toch luid met haar rolkoffertje de gang door dendert – loopt op haar tenen de gymzaal uit zodat haar hakjes de grond niet raken
Nee, het geeft een hoop gedoe, maar het is ook wel een grappige bedoening zo’n examen.
Untitled
‘Zou het me lukken om een sonnet te schrijven?’ dacht ik tijdens het leren van Engels. ‘Probeer het maar,’ zei het andere stemmetje in mijn hoofd. En zo had ik voor mezelf een missie bedacht. Op internet zocht ik het rijmschema en het ritme op en begon toen te schrijven. In het begin was het een ongelooflijk gepruts om de goede klemtonen van de juiste rijmwoorden op de daarvoor bestemde lettergrepen te krijgen, maar uiteindelijk had ik er toch een soort van sonnet uit geperst.
‘Kijk, missie 1 geslaagd :),’ typte ik aan Christy die op dat moment toevallig online was op Facebook. ‘Keurig,’ antwoordde ze, ‘en wat is missie 2?’ ‘Ja, die moet ik nog even verzinnen.’ Het was een moment stil en toen typte ik de gevaarlijke zin, ‘als jij een missie verzint, zorg ik dat het me lukt.’ DOMME TEKST flitste het meteen door m’n hoofd, maar ik nam me voor dat als de uitdaging niet spring van een flat of eet een slak was, ik het net zo lang zou proberen tot het lukte. Mijn buik vulde zich dan ook met spanning toen ik het -normaal gesproken niet zo’n zinderende- zinnetje, ‘Christy is aan het typen…’ zag staan. Ploink, ‘schrijf een schilderij.’
Het gat van de deur
En daar, mijn vriend, is toch het gat der deuren
Het angstaanjagend’ zwart gat van ‘t gebouw
Voor als een leerling niet deed wat hij wou
Het gat om heel je leven te betreuren
Het gat lost alles op, dat is zo flauw
Verdwijn erin, je zult nooit meer iets zeuren
Dat kan ook niet want na het gat der deuren
Is niets, maar dan ook niets meer, echt van jou
Je zult vast denken, schrijf toch niet zo vaag
Maar weet de leraars wil is altijd wet
Iets losser, ik, geloof me, deed het graag
Maar diepe angst maakt dat ik schrijf zo net
Ik schiet nu op, het moet nog af vandaag
Dat strakke, strenge, strikte ‘ sonnet
Het f-woord
Rollator
Ontroering toen ik deze man zag schaatsen. Voetje voor voetje. Ik weet zeker dat hij vroeger de elfstedentocht nog heeft geschaatst. Kapot was ie er gisteren van dat het er dit jaar geen tocht gehouden zou worden. Maar vanochtend werd hij wakker en zei tegen zijn vrouw, ‘ik ga schaatsen vandaag.’ Z’n vrouw glimlachte, ‘je kunt toch nauwelijks lopen, Willem, dat gaat echt niet meer, jongen.’ Maar Willem liep naar de slaapkamer. ‘Ik kan toch lopen met een rollator,’ antwoordde hij terwijl hij zijn diktste trui uit de kast trok. Met zijn schaatsen in een oude boodschappentas en grote sneeuwlaarzen aan liep hij de deur uit. Hoofschuddend keek zijn vrouw hem na, terwijl hij door het tuinhekje liep. Maar Willem ging schaatsen. Met een rollator dan wel, maar hij gíng schaatsen. En hij genoot er net zo van als vroeger. En toen zijn vrouw hem na een tijdje achterna kwam met een thermoskan vol warme koffie was hij de gelukkigste oude man op aarde.