4 mannen, 17 kiwi’s, 1 bakje geitenkwark

“We willen graag met iedereen vergeleken worden, mits de conclusie vervolgens maar is dat we er niet echt op lijken.”

Rob Veugelaers Herman in een bakje Geitenkwark Rein Mulder Herman in een bakje Geitenkwark Benny van der Bijl Herman in een bakje Geitenkwark Polle Vrienten Herman in een bakje Geitenkwark

Dit zijn de mannen van de Herman in een bakje Geitenkwark. Ga met je muis over de foto om de namen erbij te zien. Wel doen hoor, ik heb er heel lang aan gewerkt. Al was het maar om erachter te komen wie nou eigenlijk wie is. (Op tablet of telefoon kun je klikken.)
 

Vrijdagavond ging ik met een vriendin naar Herman in een bakje Geitenkwark. Inderdaad, Herman in een bakje Geitenkwark. Vier mannen op een podium, geen decor, geen instrumenten. Ze wilden hun ideeën tonen aan de wereld, zochten daar een vorm voor en vonden het: theater. Ze willen graag met iedereen vergeleken worden, “mits de conclusie vervolgens maar is dat we er niet echt op lijken. En dat we iets heel bijzonders en unieks en nieuws zijn.” Een verrassende, afwisselende en ietwat verwarrende avond.

Rob, Rein, Benny en Polle spelen de voorstelling die avond in Sneek voor de 128e keer. Tijdens de tournee verandert de voorstelling nog een klein beetje. “Heel rustig en je merkt er niks van, maar na drie jaar heeft Benny opeens een baard. Dat soort shit.” Aldus Rob. Het meeste blijft echter gewoon hetzelfde en dat is maar goed ook. Kleine sketches en absurde liedjes wisselen elkaar in een rap tempo af. De overgangen zijn soepel, je hebt niet eens tijd om te klappen. Op het ene moment gaan er vierstemmig 17 kiwi’s in een blender en een seconde later springen de tranen je in de ogen om een sketch over een jongetje en zijn vader. Ik zat vol verbazing en verwarring in de zaal en was tussen het lachen door onder de indruk van hun muzikaliteit.

Toen ik bezoekers na afloop vroeg wat ze ervan vonden, zeiden ze allemaal onmiddellijk dat het zo muzikaal was. “En absurd, maar niet te.” Een andere bezoeker vond het seksgrappengehalte wel wat hoog. “Er zaten best veel ouderen in de zaal dus in het begin was ik bang dat zij dat niet zo op prijs zouden stellen, maar het bejaarde stel dat naast mij zat hing helemaal scheef in hun stoel van het lachen.” Er zaten inderdaad een paar grapjes in over geslachtsdelen, maar plat werd het nooit. Hoe plat kan de zin ‘soms weet ik niet waar mijn balzak eindigt en mijn anus begint’ nog zijn als het loepzuiver vierstemmig gezongen wordt?

De tournee van de huidige voorstelling, gewoon getiteld ‘Herman in een bakje Geitenkwark,’ is bijna afgelopen. In maart beginnen ze met de try-outs van hun nieuwe show. “Die wordt zeker anders, maar we garanderen eenzelfde hoeveelheid lol, ontroering en ontgoocheling,” zegt Rob. De naam? “O, die gaat gewoon Herman in een bakje Geitenkwark II heten,’ lacht hij na de voorstelling, “en die daarna Herman in een bakje Geitenkwark III”. Handig om bij te houden of je wel overal bij bent geweest. Want dat moet je doen, het was namelijk fantastisch. En als je meer wilt weten, moet je maar gewoon gaan kijken.

Verwacht geen toneel, verwacht geen concert, verwacht geen cabaret. Verwacht Herman in een bakje Geitenkwark, want dat is wat je krijgt. Op schaal van één tot geitenkwark, 87.

Erik van Muiswinkel for president

Erik van Muiswinkel for president

“Hij zei best wel vaak dingen waarvan ik dacht, ‘ja, daar heeft hij een punt’.”
– “Inderdaad, Twixen moeten niet steeds groter en kleiner worden.”
“Nee, dingen die werken moet je niet veranderen.”
– “Erik for president.”

Gisteren stond Erik van Muiswinkel in het Posthuis Theater in Heerenveen met zijn voorstelling ‘Schettino!’. Een voorstelling over leiderschap en over de vraag wie we eigenlijk nog achterna lopen in de 21 eeuw. Ik zal het maar eerlijk toegeven: ik was onder de indruk. Ik was echt onder de indruk. Hoe hij me meesleepte in zijn verhaal, hoe hij het publiek een Bijbelverhaal voorlas, hoe hij vol eerbied over Reve en Komrij sprak en hoe de voorstelling van het begin tot het eind klopte.   Ik ving gesprekken op toen we na de voorstelling ons drankje dronken en wachtten op de bitterballen.

“Wat vond je ervan?”
– “Tja. Wel mooi.”
“Niet zo?”
– “Ja, nee echt, mooi. Misschien komt het doordat hij die Poelifinario heeft gewonnen dat ik verwachtte dat het juist heel vernieuwend zou zijn.”
“Ja.”
– “Het was een heel degelijke voorstelling eigenlijk. Cabaret zoals je je cabaret voorstelt. Grote lijn, goede grappen, mooie muziek, een boodschap maar geen preek.”
“Werk van een vakman.”
– “Precies.”

“Je kon wel zien dat het een paar kilo geleden was dat de voorstelling begon.”
– “Hoezo?” “Ha, dat Schettinopak was ‘m net iets te klein. Hij moest elke keer zijn jasje naar beneden trekken omdat het bleef hangen op z’n embonpoint.”

Eigenlijk had ik hem nog willen complimenteren met de voorstelling. Maar hij was al weg. Voor de bitterballen kwamen.

Pietenpak pietenpak pietenpakpakpak

‘Nooit meer zingen over zwarte knecht’, kopte de Leeuwarder Courant eergisteren. En daar gaan we weer. Aanleiding (of excuus) voor het volgende stuk. Wie ben ik om niet iets te zeggen over de zwartepietendiscussie? Niks inhoudelijks hoor, als je m’n mening wilt weten, moet je dat maar vragen (en zelfs dan hangt het van de situatie af of ik die wel geef, ik word liever niet onthoofd).

Toegegeven, bij het lezen of horen van het woord ‘zwartepietendiscussie’ krijg ik een gevoel dat ik niet per se zou karakteriseren als ‘positief’. Het is meer een gevoel dat ik ook wel eens heb als ik net wakker word, het gevoel ‘er was iets vervelends, maar ik weet even niet meer wat.’ Een beetje onduidelijk inderdaad, maar wel hardnekkig en precíes dat gevoel heb ik ook bij zwartepietendiscussie. Ik wil niet zeggen dat het een onbelangrijke discussie is, maar ik weet soms niet meer zo goed wat ik ermee moet. Gelukkig zijn er altijd mensen die je laten lachen. Humor heeft zo zijn leuke kanten. Het relativeert het een en ander, het geeft je een nieuwe invalshoek en laat je nadenken. En soms ook: het laat je grinniken, ongeacht wie of wat waarom niet of wel gelijk heeft, en met welke (on)argumenten eigenlijk.

Voor de gelegenheid heb ik uitgezocht: een lied van de Kwis, een column van Pieter Derks, een stukje uit de oudejaarsconference van Theo Maassen en ten slotte een aantal al dan niet onzinnige tweets. Doe ermee wat je wilt. (Kijken bijvoorbeeld.)

1. De Kwis

Dit lied komt uit de eerste aflevering van vorig seizoen. Een jaar geleden dus, maar toen was de discussie niet minder. Misschien wel mijn Kwisfavoriet.

2. Pieter Derks

Pieter Derks (je weet wel, hij van De Wereld Draait Door en De Slimste Mens) schrijft elke week een column over de actualiteit. De zwartepietendiscussie ontkwam niet aan zijn scherpe blik.

3. Theo Maassen

In zijn oudejaarsconference ‘Einde Oefening’ (2013) maakt Theo Maassen, zoals we van hem gewend zijn, harde grappen, ‘maar zijn grofheidsfactor is dit keer niet zo hoog dat je ervan schrikt’ (Volkskrant).
Over de zwartepietendiscussie meldt Maassen het volgende:

”De voorstanders van Zwarte Piet zeggen dat er meer mensen zijn die er plezier van hebben dan mensen die er last van hebben. Dat is ook mijn argument voor groepsverkrachting.”
Het bijbehorende fragment kon ik even niet vinden.

O, en trouwens. ‘Zwartepietendiscussie’ mag me dan een vervelend gevoel geven, bij het woord ‘pietenpak’ is dat geenszins het geval! Het spreekt erg leuk uit. Ik heb de neiging het woord meerdere keren achter elkaar te roepen en met mijn schouders op het ritme mee te bewegen, in mijn handen te klappen en de Radetzky Mars op te zetten. Boos uitspreken kan ook al niet. Probeer maar eens, je lijkt onmiddellijk op een verwend kind of een schattige Roosvicee-reclame. Als we nou overal ‘zwartepietendiscussie’ vervangen door ‘pietenpak’? Nee, dat is een volstrekt belachelijk idee.

UPDATE | November 2014

Alle lof voor de Kwis van 15 november.

Ik volg het Sinterklaasjournaal en ga vrijdag mijn schoen zetten. Zo, en nu zeg ik niks meer.

Al was meteen de eerste avond soir

Studeer je Nederlands?



DEEL 1
Het studiejaar is weer begonnen. De onderwerpen van de standaard gesprekken met mensen die ik niet heel goed ken, verschuiven van ‘ga je nog wat leuks doen in de vakantie?’ naar ‘o, en wat voor studie doe je dan?’. Waar ik er in het eerste geval nog gemakkelijk vanaf kom met een vriendelijke glimlach en een verhaal over New York, kom ik in het tweede geval vaak diep in de problemen. Dat komt omdat ik bij de vakantievraag nog heel wat kan verzwijgen (bijvoorbeeld dat ik op de dag dat het zo mooi weer was eigenlijk de hele dag binnen heb gezeten), maar ik bij de studievraag maar één ding kan antwoorden. En dat antwoord luidt: ‘Nederlands.’ Ik probeer er niet een al te schuldbewust gezicht bij te trekken.
Ja, kijk me maar niet zo aan, ik studeer Nederlands inderdaad.

‘O, wil je leraar worden?’ is een veel voorkomende reactie op mijn bekentenis. Ik zal meteen even het bijbehorende antwoord geven: ‘Nou, nee, dat is niet per se de bedoeling, maar ik sluit niks uit.’
Andere geschrokken gesprekspartners reageren met ‘o, echt!? Ik ben echt heel slecht in spelling en zo.’ Ook dit misverstand zal ik uit de wereld helpen. Ik studeer Nederlands, geen spelling. Ik heb exact één college (klankleer) over spelling gehad en de hoofdgedachte daarvan was dat het onbegrijpelijk is en het allemaal nooit meer goed komt.
Ik krijg trouwens ook geen colleges woordenboek (dus ik ken NIET alle woorden).

Zo, nu dit duidelijk is, wil ik het even hebben over de enige geschikte reactie op mijn mededeling dat ik Nederlands studeer. Het is niet moeilijk. Het is geen lange zin die je uit je hoofd hoeft te leren. Eigenlijk is het heel simpel: ‘o, wat leuk, ik houd ook erg van taal.’ Dat is alles. En als je nog twijfelt over het waarheidsgehalte van die bewering, lees vooral verder.

DEEL 2

Het stikt van de dingen op internet. Überhaupt vind ik dat er veel dingen zijn, maar op internet zijn er nog veel meer dingen dan dat er dingen in het echt zijn. Die dingen slaan op van alles en nog vaker op niets en heel af en toe ook enorm op taal. En nou wil het geval dat ik het nu even ga hebben over de laatste categorie. ‘Dingen’ is nogal een vaag begrip, dat geef ik toe, maar het dekt wel de lading.
Ding 1
Op Twitter volg ik Frank van Pamelen, naar eigen zeggen ‘schrijver en zo’. Op de geboortedag van Cor van Hout (die engerd die Freddy Heineken heeft ontvoerd), introduceerde hij een nieuwe versvorm, het #corvanhoutje:
Heineken, en het liefst goed koud
Dat is iets waar Cor van Hout

Hij tweette en retweette nog meer, maar zo goed als het origineel werd het natuurlijk nooit.

Na zijn strijd met Spanje
Hield Willem van Oranje

Het leven is niet saai
Sinds ik Patricia Paay

Het lijk was verdwenen
De zoektocht gestart
Kees vond de benen
En Maarten ’t Hart

Het was een duet
Maar klonk als gekrijs
Want ik raakte de toon kwijt
En Ivo de Wijs
(#johnvsliedregt)

Deze voldoet misschien niet helemaal aan de eisen, maar is desalniettemin het delen waard:

DOMWEG
We lopen met zijn tweeën langs de IJssel
Te praten over verskunst en ik noem
Per ongeluk de dichter Bloem van Deyssel
En omgekeerd Jeroen van Dijsselbloem
@erikvmuiswinkel

Ding 2
Toen Ionica Smeets in zomergasten een fragment liet zien van Kees Torn, werd dat opeens een internethit. En iedereen die enthousiast werd had gelijk, want het was taal en leuk.Frank van Pamelen tweette: ‘Speciaal voor @ionicasmeets’: liedje #nederlandsfrans in de maak. Op zijn Kees Torns. Al was meteen de eerste avond soir…’

Er werd meteen op gereageerd door verschillende twitteraars. Het idee dat er meerdere mensen fanatiek zinnetjes aan het bedenken waren, bezorgde mij een brede grijns.

Frans-Nederlands Frank van Pamelen KeesTorn

 
Dit is lang niet alles, maar ik kan niet bezig blijven.
Eergisteren tweette hij trouwens het onderstaande, dus houd het in de gaten!
 
Belofte Frank van Pamelen Kees Torn Frans-Nederlands

Ding 3
In 2011 (en 2013) was er wel eens een programma op tv met de titel ‘Tatatataal’. Het was een grappig programma met als presentator iemand die Nederlands heeft gestudeerd (!), namelijk Erik van Muiswinkel. In het programma was er de rubriek ‘Beter dan Gorter’, (ook wel eens ‘Korter dan Gorter’ genoemd trouwens, Gorters Mei heeft namelijk 4381 regels) waarin deelnemers bekende gedichten anders moesten afmaken. Er zaten briljante vondsten tussen. Iemand achter het youtubeaccount ‘athrodios’ heeft wat tijd opgeofferd om er een compilatie van te maken. Het is het kijken meer dan waard. En nou niet na twee wegklikken, want ze worden alleen maar beter.

Ik heb zelf ook een poging ondernomen, trouwens. Het is wat flauw om in deze post alleen maar te teren op andermans creaties dus vooruit. Naar het bekende gedicht van niet Godfried Bomans noch Michel van derPlas.

3Gezusters

Hier zit ik achter mijn gintonicglas
Mij onnoemlijk te vervelen
Omdat in dit café mijn 3G het niet dee
Kan ik niks van mijn gezelligheid delen

Geen instagramfoto’s van mijn halflege glas
Geen app, geen snap, geen spel om te spelen
Ik wou dat ik in de Drie Gezusters was
Dan kon ik nu tweeten en mailen

Ding 4
Puur en alleen omdat hier dingen staan, ook dit ding.

_________________

Graag zou ik u willen vragen mee te werken aan een onderzoek over de effectiviteit van dit artikel. Het onderzoek bestaat uit 1 meerkeuzevraag. Onder de deelnemers wordt een paard verloot.

Wat is uw reactie op het feit dat de schrijver van dit artikel Nederlands studeert?
A) O, wil ze leraar worden?
B) O, ik ben echt heel slecht in spelling en zo.
C) O, wat leuk, ik houd ook van taal.
D) Schoenen.
E) Ik zie helemaal geen ding staan.

De voorverkoop – Jochem Myjer

Wak-wak-wakkerworden! Mijn wekker ging om kwart voor zeven. Dat vind ik erg vroeg voor op een zaterdag en even overwoog ik me gewoon om te draaien en weer verder te dromen. Dat deed ik niet, hoor. Ik at netjes mijn ontbijt en ging toen met de allereerste bus naar Drachten omdat daar, in de Lawei, de voorverkoop voor Jochem Myjer begint. Ik ben erbij en ik blog live. En ik maak ook een filmpje dat ik waarschijnlijk deze middag upload.
___
Ha! Of half zeven nog ‘deze middag is’ mag je zelf uitmaken. Maar het filmpje is klaar. En hier is het:
NB: Overal waar ‘7 september’ staat, bedoel ik ‘6 september’. Stop de tijd.

_____

‘Jochem Myjer? Wie?’ Je maakt een grapje neem ik aan? Jochem Myjer is denk inmiddels een van de bekendste namen in het Nederlandse cabaret. In ieder geval voor de jongere generatie. Het is die druktemaker met krullen. Klik op een Jochempje voor een Jochem-Myjer-Klassieker.

Plaatje hoofd Jochem Myjer Plaatje Jochem Myjer Plaatje Jochem Myjer

8:10 Om iets over achten kwam ik aanlopen bij het tijdelijke gebouw van de  Lawei. Ik vond het vooral vroeg en omdat de kaartverkoop pas om tien uur begint, ging ik ervan uit dat ik eerst rustig mijn laptop kon opstarten en een paar koppen thee kon drinken. Ik was dan ook erg verrast toen ik bij binnenkomst mensen aantrof. Bij de ingang, aan tafels, voor de kassa. Er waren best erg veel mensen. Naar verluidt wachtten de eerste mensen al om half zeven voor de ingang. Wie zijn deze mensen!? Ik hoop ze straks even te spreken.

De sfeer is grappig. Er is thee en koffie voor de bezoekers. Sommigen lezen rustig een boekje, anderen praten of kijken rond. Via een beamer wordt een show van Jochem geprojecteerd en mensen lachen om grappen die ze waarschijnlijk uit hun hoofd kennen.

8:45 Het wordt steeds drukker. Er zijn al een stuk of negentig man. De groep Myjerfans heeft nu besloten alvast voor de kassa een rij te vormen.

9:11 ‘Kijk, dat zijn de mensen die hier als allereerst stonden!’ Er zijn al verschillende mensen die het me aanwezen. Maar waarom? En hoe vroeg?

‘De wekker ging om vijf uur.’ – Cor en Tjeerd

Cor en Tjeerd heten ze, en ze staan hier, houd je vast, vanaf zes uur ’s ochtends. De twee mannen komen niet eens uit Drachten, maar moesten eerst nog twintig minuten rijden. ‘Ja, de wekker ging om vijf uur.’
Het gebouw van de Lawei was nog niet open, maar dat was geen probleem. Naast hen staan twee knalgele klapstoeltjes. ‘We konden zitten, we hadden een thermoskan koffie mee en de krantenjongen had nog een krantje over.’ Ze lachen en kijken alsof het allemaal de normaalste zaak van de wereld is. Maar fan zijn ze wel. ‘Ja, ik vind Jochem wel erg leuk inderdaad. Wat ik ook leuk vind, is dat hij niet zoveel vloekt.’ De ander is al net zo enthousiast. ‘Hij is een echte komiek. Dat drukke aspect vind ik ook leuk.’
Nu is het iets over negenen en ze staan voor in de rij. Nog even te gaan totdat ze hun kaartjes kunnen bemachtigen.

Lange rij bij Lawei voor voorverkoop Jochem Myjer
Lange rij hè? En dan heb je de drukte binnen
nog niets eens gezien.

















9:38 Helemaal in het midden vooraan staat een man. Hij beweert nog net niet de grootste fan van Jochem Myjer te zijn, maar fanatiek is hij wel.

‘Geen cabaretier hè, komiek!’ – Henk

Henk was vanochtend niet zo vroeg als Cor en Tjeerd van hierboven, maar vroeg was hij wel. Toen ik hem uitlegde dat ik een blog bij houd over cabaret verbetert hij me onmiddellijk. ‘Jochem is geen cabaretier hè, hij is een komiek. Dat zei hij laatst op tv. Hij is een komiek, net als André van Duin en Bert Visscher.’
Toen ik hem vroeg naar zijn favoriete quote kwam hij meteen met ‘De geit is gemolken.’ ‘Ja, dat vind ik prachtig. Ik heb  ook een t-shirt hè, daar staat het op.’ Hij heeft het niet aan vandaag. Misschien zat het nog in de was.
Henk heeft de show al een keer gezien, in Leeuwarden. Het viel blijkbaar in de smaak want het is niet voor niks dat hij nu pal in het midden vooraan staat ‘Nee, ik wil wel de goede stoelen, in het midden en vooraan. Zat jij ook vooraan bij de try out? Kreeg je water over je heen? Heb je met balletjes gegooid?’ Misschien is Henk nog wel fanatieker dan Cor en Tjeerd bij elkaar. Ik hoop dat hij de kaartjes krijgt die hij wil.

9:48 Het grote scherm waar zojuist filmpjes van Jochem op getoond werden is nu blauw. Niet dat de apparatuur het niet meer doet, maar er staat iets te gebeuren en het is spannend. Houd de blog in de gaten!

Het publiek schrok en begon toen de grijnzen.

9:55 Het publiek schrok gewoon. Op het grote scherm verscheen opeens het hoofd van Jochem Myjer, hij was online op Skype. ‘Goedemorgen Drachten!’ De mensen die zojuist nog zo braaf stonden te wachten, juichten. ‘Wat een eer dat jullie in de rij staan zeg!’ Het publiek juichte weer. ‘Zo leuk is het niet hoor.’ Gelach. De mensen in het publiek zwaaiden, filmden en grijnsden erover.
Nog even liet Jochem zijn kinderen aan het woord. ‘Wat fijn dat jullie er zijn!’ De een nog schattiger dan de ander. Ook zijn vriendin kwam in beeld, ‘wat fijn dat jullie er zijn!’ ‘Ja,’ zegt Jochem, ‘kan zij weer nieuwe kleren kopen.’
Toen de verbinding verbroken werd, kreeg de beamer een applaus. De grote groep mensen moet nog steeds wachten, maar de sfeer zit erin.

10:01 Ook op de website is het enorm druk. ‘Er zijn 800 wachtenden voor u’ schijnt ie te melden.

Mevrouw de Jong staat al uren in de rij voor haar kleinzoon

10:22 Inmiddels lopen de eerste mensen tevreden met hun kaartjes het gebouw van de Lawei uit. ‘Helemaal vooraan!’ lacht een man. Hij kijkt van zijn tickets naar de grote groep mensen. ‘Zo, ik kan naar huis.’
Maar de rij blijft en ook de telefoon rinkelt om de haverklap. In de derde rij staat een mevrouw bijna vooraan. ‘Nee, ik ken zelf helemaal niks van Myjer, maar ik sta hier voor mijn kleinzoon.’ Mevrouw de Jong staat al uren in de rij om het verjaardagscadeau voor haar twintigjarige kleinzoon en zijn moeder te bemachtigen. ‘Hij kent die filmpjes heel goed!’ Ze is bijna aan de beurt. Ik denk dat de kleinzoon erg blij is met zo’n toffe beppe!

Drukte bij kaartverkoop Jochem Myjer Lawei
Mensen. Heel veel mensen.













11:12 Bijna vijf kwartier na de start van de kaartverkoop. De lange rij die tot ver buiten het gebouw stond is bijna verdwenen. Toen ik de warmte van alle mensen even ontvluchtte en buiten stond af te koelen, sprak ik mensen die naar buiten kwamen, opgelucht dat ze na die uren hun kaartjes in handen hebben. De meesten die weg gaan hebben zo’n twee uur gestaan. Anderen minstens het dubbele. Het lijkt erop dat iedereen die hierheen gekomen is ook naar de voorstellingen kan. Maar het scheelt niet alles en bijna is alles uitverkocht.

11:39 Het beeld dat ik zie als ik links het hokje uitkijk is leeg. Alle mensen die er nog geen uur geleden stonden, zijn naar huis (denk ik), met kaartjes (ga ik vanuit). Als ik mijn oren dicht doe, zou ik geloven dat de rust is wedergekeerd. Echter, op de achtergrond speelt nog steeds het nummer ‘Mijn dag’, rinkelt de telefoon non-stop en lopen er mensen om mij heen die proberen problemen op te lossen.

11:43 De voorstelling is uitverkocht. Compleet. Alle plekken, ook die voor slechthorend en slechtzienden. En dat in minder dan twee uur. Er zijn vast mensen die nu teleurgesteld achter hun computer de site van de Lawei weer wegklikken, maar de die-hardfans, zoals Cor, Tjeerd, Henk en de kleinzoon van mevrouw de Jong hebben kaartjes. En dat verdienen ze ook, vind ik.

En hé, je zou kunnen overwegen deze pagina te liken, dan blijf je op de hoogte van al het andere leuks!

Dat wat er echt toe doet – gratis cola

Mijn eerste herinneringen aan het theater ruiken naar taaitaai. Het zou best kunnen dat ik voor de taaitaai ook al eens bij een voorstelling ben geweest, maar de geur van sloffe uitvergrote pepernoot is nogal penetrant. Bij alles dat ook maar een beetje naar het spul ruikt, denk ik aan het sinterklaassprookje.

Het sinterklaassprookje, als het kon had ik dat verzuchtend, melancholisch opgeschreven. Zo van ‘ach, die goeie ouwe tijd, daar is mijn liefde voor het theater begonnen,’ maar ja, schrijf maar eens een woord melancholisch op. Zie je op papier niks meer van. En bovendien zijn de herinneringen helemaal niet zo roze.

Elk jaar, in de week van vijf december, gingen we met de hele basisschool in een lange stoet naar het Posthuistheater – twee aan twee, niet klieren, op de stoep lopen. Daar kregen we een voorstelling te zien. Su-per leuk want het was bijna pakjesavond, we hoefden die middag geen sommen uit Rekenrijk te maken en mochten vroeger naar huis. Van de voorstellingen kan ik me weinig herinneren. Eigenlijk niks. Alleen een paar details van ervoor: met de hele zaal zo hard mogelijk gillen als het licht uit ging. En erna: TAAITAAIPOP. (Wíe heeft de taaitaaipop bedacht?? En nog nog belangrijker: waarom?!?).

Taai taai pop in theater sinterklaassprookje

Dat was mijn weinig vonkende eerste kennismaking met dat waar ik nu bovenmatig enthousiast van wordt. Gelukkig is het helemaal niet bij een eerste kennismaking gebleven. Door mijn ouders werd ik ook meegenomen, bijvoorbeeld naar Cabarestafette (drie korte stukjes cabaret door drie beginnende cabaretiers). Dat maakte veel meer indruk. Ik gilde niet als het licht dimde, maar was muisstil: het ging beginnen.

Ik voelde dat het bijzonder was. Met mensen die je totaal niet kent in een donkere zaal. Stil en heel hard lachend. Dát zijn de echte herinneringen. De gratis cola in de pauze, de opklappende stoeltjes bij de staande ovatie aan het eind. Het had iets magisch dat ik niet kon (kan) grijpen en ik ben er niet meer weggegaan. Letterlijk wel hoor: ik eet mijn boterham met hagelslag gewoon op een donkergrijs Ikeastoeltje (was het maar een theaterstoel), maar op datzelfde stoeltje struin ik al klikkend YouTube af en ontdek ik dingen. Waardoor ik nu mijn stufi uitgeef aan cabaretkaartjes en even later toch weer in het theater zit.

Ik probeer het te verklaren (en betwijfel ernstig of dat lukt) want het is íets. Het lachen, de brok in mijn keel af en toe, het podium met daarop iemand die, hoeveel onzin ook, altijd iets zegt. Iets bijzonders heeft het. Alsof het per ongeluk raakt aan Dat Wat Er Echt Toe Doet. Niet dat ik weet wat dan dan weer is, want dat is een oneindig complex begrip. Maar hé, weet ik veel.

Misschien is het toch begonnen bij de niet zo vonkende kennismaking met dat waarvan ik nu soms een soort van kriebels in mijn buik krijg (echt waar). Waardoor ik samen met een al net zo geografisch gehandicapte vrienden het station van Sneek terug probeer te vinden, (Do ist der Bahnhof.). Waardoor ik eindeloos quotes roep, overal en altijd. Waardoor ik ultiem blij kan zitten lachen op een rood stoeltje.

Wie? Maar, serieus, zeg me wie?

Het is al lange tijd een van mijn grootste levensvragen. Vragen als ‘waarom zijn de bananen krom’ en ‘wat is de zin van het leven’ zijn nog betrekkelijk makkelijk (als ze recht zijn vallen ze om, 42), maar hier loop ik al lang mee rond.
In de loop van mijn leven is de vraag al vaker opgedoemd en sinds ik begon aan de studie Nederlands is hij niet meer uit mijn gedachten verdwenen. Door verschillende mensen en in een bijzonder laag tempo worden er af en toe dingen over hem prijsgegeven en daardoor wordt mijn verlangen naar het antwoord op de vraag alsmaar aangewakkerd: wie, maar echt, wie is in vredesnaam Jan?
Ik weet het niet! In liedjes, en ook vooral in voorbeeldzinnen staan er af en toe korte zinnen over Jan, maar niemand kan mij vertellen wie hij is. Volgt hij misschien colleges met ons? Is het een pseudoniem van iemand die we eigenlijk heel goed kennen? Ik weet nog te weinig over hem. Maar wel iets. En dat geef hoop.
Ervan uitgaande dat Jan inmiddels volwassen is, kunnen we maar weinig zeggen over de jeugd van Jan. Hij is opgegroeid in een gezin met ouders die weinig thuis waren. Naar het schijnt is hij eens (of vaker dan eens?) thuisgekomen om een boterham te vragen, maar bleek vader noch moeder thuis te zijn. Hij woonde naar alle waarschijnlijkheid in een jaren-dertig boerderij, met voorhuis.
Meer dan bovenstaande is er niet bekend. Niet bij mij in ieder geval. Karige informatie, maar het genoemde tragische voorval met de boterhammen heeft blijkbaar verstrekkende gevolgen gehad voor de rest van zijn leven. Want wat lezen wij in de tot honger en vermoeiens toe herhaalde voorbeelden zinnen in de colleges syntaxis van Mark de Vries: ‘Jan at lekkere boterhammen.’ ‘At Jan lekkere boterhammen?’ ‘Wat at Jan?’ ‘Lekkere boterhammen at Jan!’ Van een om brood bedelend jongetje is Jan uitgegroeid tot een ware levensgenieter!
‘Het tragische voorval met de boterhammen heeft verstrekkende gevolgen gehad.’
Maar hier blijft het niet bij. Nee, zeker niet. Ook bij andere vakken vangen wij snippertjes op uit het verder zo anonieme leven van deze Jan. En deze snippertjes zijn niet altijd even reputatiebevestigend. Zo lezen wij bij semantiek opeens: ‘Jan heeft de neus.’ Welke neus? Wiens neus? Wat voor een rare snuitert is Jan dat hij ‘de neus’ heeft? Wie is deze Jan? En waar werkt hij eigenlijk? Toen ik het ging terugzoeken zaten er tussen de onschuldig lijkende zinnetjes als ‘Jan dronk koffie’ en ‘Jan zei dat hij koffie dronk’ en ‘Peter dacht dat Jan zei dat hij koffie dronk?’ (terzijde: waarom dacht Peter dat? En ho, wie is Peter?), stonden ook zinnen van minder onbezoedelde aard: ‘in haast overhandigde Jan de boef het losgeld’ (college van 12 september, over predikaten).
Maar ondanks de soms ietwat twijfelachtige beweringen die over Jan gedaan worden, lijkt het me een sympathieke gozer. En dat komt met name door het zevende hoorcollege van semantiek dat ik dit jaar had, gegeven door Jack Hoeksema. Daar staat in de powerpoint namelijk de volgende informatie over Jan: ‘Jan zit op kantklossen.’ Lief hè?
Ik ken Jan niet, maar ik wil hem wel leren kennen. Alleen daarom wil ik deze studie blijven doen. Ooit hoop ik antwoord te vinden om mijn chronisch-prangende vraag: wie, maar echt serieus, wie is Jan?

Tien tellen in de rimboe

Vandaag vond ik het weer om buiten op straat te voetballen. Het was precies dat weer waarbij je na een kwartiertje buiten adem je jas uitdoet en op de stoeprand gooit, terwijl je daarna voelt dat het eigenlijk iets te koud is maar ‘m toch niet meer aandoet. Het is fijn dat het bijna lente voelt en bovendien zit zo’n jas niet lekker.

Ik ben niet gaan voetballen. Niemand wilde mee, en bovendien ben ik al achttien. Als je achttien bent hoor je je naar het schijnt te gedragen als een normaal volwassen mens. Jammer, ik besloot toch naar buiten te gaan en fietste even naar het centrum alwaar ik een paar sokken bij de Hema kocht, moet ook gebeuren.
Toch denk ik dat het begrip ‘volwassen’ zwaar overschat wordt. En dan met name in de context van ‘je volwassen gedragen’. Op sommige punten word je namelijk helemaal niet volwassen.  Of laat ik voor mezelf spreken, ik ben af en toe stinkend jaloers op kinderen van een jaar of tien. Want zij mogen van alles wat wij niet mogen en dat is niet eerlijk. Ik wil ook buiten spelen als het mooi weer is. Op mijn verjaardag wil ik graag met al mijn vrienden tien tellen in de rimboe doen rondom het huis.  En als er een keer een roze fee in mijn kamer staat vraag ik (naast wereldvrede hoor) om een enorm grote-mensenballorig. Want serieus, Ballorig is toch wel het gaafste wat er is! Er is echt niks vetter dan doelloos en keihard rondrennen op een springkussenvloer, in netten kruipen en met een glijbaan in een ballenbak terecht komen.

Hier heb ik die glijbaanplasticschaafwondjes echt wel voor over!

     
 Ik ben hier niet de enige in, dat weet ik zeker. Paintball en lasergamen zijn hier de heimelijke tekenen van. Die spellen zijn met een pistoolgeweerachtig ding dus volwassentechnisch toegestaan, maar daar gaat het natuurlijk niet om. Het gaat om het keihard wegrennen, iemand achternazitten en je verstoppen. En door de modder kruipen, als het even kan. Ik kán hier niet de enige zijn, het enthousiasme van de deelnemers en de enorme kijkcijfers van Wie is de Mol? (Jan-Willem) vormen het onomstotelijke bewijs.  De kandidaten spelen serieus, overtuigend en met het grootst mogelijke plezier de tofste spellen die ik ooit gezien heb. Geen kinderachtige spellen, toffe spellen. Wegrennen, verstoppen en ergens in klimmen.
 
 Ik ben af en toe jaloers op kinderen van tien. En op de deelnemers van Wie is de Mol?. Steun betuigen mag. En ook als je een grote leegstaande fabriek/ander geschikt terrein en een paar vrienden hebt om tien tellen in de rimboe te spelen, hoor ik het graag.
Wacht even hoor, ik doe nog even m’n jas uit. Ja, kom’tie.
TIEN TELLEN IN DE RIMBOEOEOEOE, 10, 9, 8, 7, 6, 5, 4, 3, 2, 1, 0

Alles is heftiger

Het was een vrijdag dat ik de introductiedag had van mijn studie. Ik weet het nog goed. Het was eng, want ik moest met de bus en ik wist niet welke bus. Ja, de 315 (spreek uit ‘drie-vijftien’), maar waar die precies ging en waar ie dan precies zou stoppen en hoe laat precies, dat wist ik niet. Ik ging nooit met de bus en ik vond het spannend. Nu is alles anders. Nu spreek ik ook achteloos over de drie-vijftien alsof ik weet waar ik het over heb. Dat ik vanochtend per ongeluk in de drie-tien naar Drachten zat, doet er niet toe. Samen met Rhanna stapte ik over in Heerenveen oost, dat is cool.
In Groningen fietste ik richting de Vismarkt, die route kende ik een beetje van de Keiweek, en toen wist ik ook ongeveer het Academiegebouw te bereiken. Aldaar vond ik anderen die ook de weg kwijt waren en samen liepen we ‘even’ naar de goede zaal. En maar krampachtig proberen niet al te ik-ben-verdwaald uit onze ogen te kijken. Na een lange weg door het doolhof vonden we een zaal met andere mensen die de zaal ook gevonden hadden. Het was een leuke dag en het begin van alles.
Bij een nieuw leven (want hé, dat mag je misschien niet toegeven, maar het is echt wel anders dan de middelbare school) hoort ook een nieuw woordgebruik, om over de hele manier van praten nog maar te zwijgen. Een van de belangrijkste regels is dat je niet naar school gaat maar naar college. Dat komt op hetzelfde neer hoor, alleen gaat voor en na je college geen bel. En daarbij klinkt college natuurlijk een stuk stoerder. Je zit ook niet in een klas. Nee, je zit in een werkgroep. Je hebt geen leraar, maar een docent. Je hebt geen toetsen, maar tentamens. En dan het aller-allerbelangrijkst: je bent geen leerling maar een STUDENT. Alles is heftiger, alleen al in de benaming.
Er zijn studenten die die heftigheid proberen door te voeren in al hun zinnen. Er is iemand die regelmatig vragen stelt bij een college. Lang was ik in de veronderstelling dat het hele moeilijke en intelligente vragen waren, maar kort geleden kwam ik tot een ontdekking. Het zijn helemaal geen intelligente vragen, het zijn heel dómme vragen (of in ieder geval irrelevant), verpakt in hele moeilijk woorden. Je kunt denken aan iets als het volgende: ‘u heeft zojuist uiteen gezet dat in het geval van x y zich voordoet, nu vroeg ik me af in hoeverre dit wellicht ook het geval zou kunnen zijn in een andere situatie’ (bedoeld wordt: kan het ook anders?) En niet alleen bij het vragen stellen, ook bij het geven van antwoorden in werkcolleges signaleer ik deze neigingen. Regelmatig mislukt dat net en klinkt het heel ik-speel-groot-mensachtig.
Waarom dat precies is, dat iedereen zonder iets af te spreken opeens overal andere woorden voor gebruikt, weet niemand. Het hoeft niet, maar we doen het wel. En allemaal zo achteloos hè, alsof we allang de zin van het leven begrijpen.
Je kunt er niet omheen, want als je er niet aan mee doet, is het, nou ja, raar. Alhoewel, we hebben één docent (kijk, ik doe het ook) die standaard, als wij mompelend doch overtuigend antwoord hebben gegeven op een vraag van hem, met een brede grijns uitroept: ‘goed zo klas!’ Hij is dan ook meteen het allersympathiekst. 

Kus – kussen – kussens

Ooit, lang lang geleden in mijn eigen slaapkamertje, kwam ik tot de ontdekking dat het woord kussen iets raars had. Het kon namelijk twee dingen betekenen. Het kon het meervoud van kus zijn, één kus, twee kussen, maar het kon ook gewoon enkelvoud zijn: namelijk dat fijne zachte ding dat ofwel op je bed ofwel op de bank ligt. Het enkelvoud van kussens zeg maar. Ik weet wel zeker dat ik op het moment van de ontdekking de woorden enkelvoud of meervoud niet kende, maar dat kus-kussen-kussens een grappig rijtje is, wist ik wel! Hilariteit alom in het slaapkamertje van Lotte en ik besloot dat het dan ook meteen met mijn knuffel en levensgezel Bert te delen.

‘Ja, goedendag, met Lotte, ik heb nou toch een ontdekking gedaan!’

Misschien had ik het toen al kunnen weten. Misschien had ik toen al in de gaten moeten hebben dat ik gedoemd was van taal te houden. En het is fijn om van taal te houden, je hoort het namelijk dagelijks om je heen. Ik ben dan ook (gelukkig niet zeg, pfoeh, nee) niet het type dat tranen voelt opwellen, zich alleen voelt in de mensenmassa van taalgebruikers en zich afvraagt waar het nou toch heen moet met de wereld en hoe het ooit goed kan komen als de mensheid niet eens de d/t-regel kan onthouden, bij het lezen van de krantenkop ‘bejaarde vrouw misleidt’. Nee, dan glimlach ik, en zie ik heel erg grappige dingen voor me.

Heel wat jaren later, toen ik al lang en breed op het Bornego zat en ik weer ergens tot de ontdekking kwam dat kus-kussen-kussens een leuk rijtje was, bedacht ik me dat er wel eens meer van dit soort woordrijtjes konden zijn en besloot ik ze op te schrijven. ‘Ik spaar woorden,’ zei ik tegen Froukje, die naast me zat en me hardop (en ze was niet de enige) uitlachte, want ja, wie spaart en nou woorden. Maar toen ik uitlegde wat voor woorden ik dan precies spaarde (want je moet wel begrijpen, je kunt niet gewoon woorden in het wilde weg sparen), werd ik geholpen. In een paar lessen tijd kwamen we tot dit rijtje:

Mijn bescheiden lijstje.

Wat heb je hier nou aan? Nou, niks, nee echt helemaal niks. Behalve plezier dan, maar dat geldt vaak als niks. Zulk soort dingen vind ik gewoon leuk en dat heb ik vaker.

Ik was altijd in de veronderstelling dat ik dit zelf bedacht had. Een bekend fenomeen onder kleine kinderen, geloof ik. ‘Mama,’ zei ik als peuter tegen mijn moeder, ‘als ik honger heb en ik zie lekker eten, dan krijg ik spuug in mijn mond.’ Waarheid als een koe en helemaal zelf bedacht. Nou heb ik het kuskussenkussenrijtje ook echt zelf bedacht, maar ik ben niet de enige. Een paar dagen geleden kwam ik namelijk deze tweet tegen.

Elf uur geleden was er in ieder geval iemand op de aardbol met dezelfde pret als ik.

Enig googlewerk later kwam ik tot de ontdekking dat dit fenomeen een naam heeft: ‘overtreffende meervoudstrap’ en zelfs een Wikipediapagina. Op de pagina stonden nog een paar nieuwe, die ik zelf nog niet bedacht had, en dat maakte me stiekem ietwat blij. Er stond zelfs een link naar een vermeende volledige lijst van overtreffende meervoudstrappen. Dat maakte me iets minder blij, want ja, nou kon ik ze zelf niet meer bedenken. Iets later bedacht ik me echter dat dat dus betekent dat er nog minstens één ander op de aardbol is die deze woorden spaart. Geweldig.

Zo’n Wikipedia staat toch voor een stukje bestaansbevestiging hè.

De volledige lijst, inclusief twijfelgevallen en fonetische varianten.

Nu zou ik misschien kunnen zeggen dat er twee soorten mensen zijn, mensen die hier de lol van inzien en mensen die zeggen ´what the fuck ben je aan het doen met je leven´. Voor allebei valt wat te zeggen, maar de eersten hebben gelijk. Niet omdat het zo is, maar omdat ik nou eenmaal gedoemd ben om van taal te houden. En hé, ik hoop dat jij ook moest glimlachen bij de het lezen van het feit dat er zelfs rijtjes van vier (!) bestaan (w – wees – wezen – wezens).

Kus, kussen, kussens,

Lotte