Wat moet een cabaretier toch met al die bloemen die hij krijgt na een voorstelling? Jeroen Woe, Youp van ’t Hek, Wim Helsen, Pieter Derks en anderen nemen de bosjes graag in ontvangst. ,,Geven is altijd goed, ontvangen ook.’’
In het theater heb je niet zoals in de bioscoop een aftiteling. Lastig, juist na een indrukwekkende cabaretvoorstelling kun je toch niet zomaar, bam, de lampen aandoen en in gesprek raken met je vrienden alsof er niks gebeurd is? Gelukkig is een voorstelling nooit bam afgelopen. Rondom het einde zit een tamelijk vaste procedure met als hoogtepunt de bloemen.
Die bloemen zijn een merkwaardig fenomeen. Ervan uitgaande dat het theaterseizoen loopt van september tot juni, 9 maanden dus, en dat een cabaretier zo’n 12 keer per maand op de planken staat, krijgt een artiest 9 x 12 = 108 bossen bloemen per jaar! Hon-derd-acht! Verjaardags- en prijswinbloemen niet meegerekend. Dat vind ik veel. Als je die allemaal schuin af moet snijden en in lauwwarm water zetten, houd je geen tijd meer over. En geen plek in je huis. Wat moet je ermee?
Op internet ging ik op zoek naar informatie over deze gewoonte. Dat mislukte jammerlijk, want mijn zoekresultaten werden gedomineerd door stukjes over Karin Bloemen. Daarom besloot ik het de cabaretiers zelf maar te vragen. En ik kreeg heel leuke antwoorden. “De volgende keer in Heerenveen of Drachten krijg jij mijn bloemen!” zei Youp van ’t Hek. Verder vertelden ze van alles. Dat ze soms helemaal geen bloemen krijgen. Of ze zelf moeten betalen. En zijn de bloemen eigenlijk wel voor de artiesten? Of misschien meer voor het publiek?
“Of mijn technicus krijgt ze mee om zijn vrouw blij mee te maken”
,,Ik vind het heel fijn om een huis vol bloemen te hebben’’, begint Carolien Borgers. Ze is dan ook blij als ze een boeket krijgt. Een half bosje vaak, want de meeste theaters denken dat ze alleen op het podium staat. ,,De gitarist krijgt de andere helft. De bos hebben ze vlak voor het einde van de voorstelling nog driftig uit elkaar gehaald en er twee bosjes van gemaakt. Meestal erg karige bosjes, maar dat vind ik ook wel ontroerend.’’ Hoe klein ook, ze neemt het mee naar huis. ,,Fijne bijkomstigheid: mijn gitarist houdt niet van bloemen dus ik krijg die van hem ook altijd mee.’’
Ook Pieter Derks zet ze thuis in een vaas. ,,Of mijn technicus krijgt ze mee om zijn vrouw blij te maken.’’ Niet iedereen neemt ze altijd mee. Jeroen Woe zegt schuldbewust: ,,De eerste uitdaging is om ze niet te vergeten! Soms laten we ze per ongeluk liggen in de kleedkamer, dat is natuurlijk niet zo beleefd.’’
Meenemen hoeft niet per se. Je kunt ze ook weggeven, een tactiek die menig cabaretier hanteert. Aan de dame van de artiestenfoyer (Youp van ’t Hek), aan een knap meisje op de eerste rij (Pepijn Schoneveld) of aan ,,de persoon die ik medeplichtig heb gemaakt aan de voorstelling.’’ (Wim Helsen).
“Ik moest mijn bloemen zelf betalen”
,,Geven jullie een artiest altijd bloemen na een voorstelling?’’ Vroeg ik meerdere theaters. ,,Ja’’, zegt De Lawei. ,,Ja, altijd’’, antwoordt het Posthuistheater in Heerenveen. Ook Carré in Amsterdam geeft altijd bloemen bij de eerste voorstelling of première. Maar niet alle theaters geven bloemen. Sommige theaters reageren desgevraagd dat ze er simpelweg de financiële middelen niet voor hebben. Geen bloemen is dan een oplossing, maar je kunt het ook anders aanpakken.
Theater Bellevue in Amsterdam is daar berucht om. Pepijn Schoneveld kreeg na zijn première wel bloemen, maar die moest hij zelf betalen. Een dergelijk verhaal komt de Vlaamse komiek Wouter Deprez bekend voor. ,,Jaaa’’, roept hij uit wanneer ik hem ernaar vraag. ,,Daar hebben ze wisselbloemen, die moet je teruggeven. Dat zijn plastic bloemen, die liggen daar bovenop een kast en die stoffen ze voor de voorstelling even af.’’
Andere theaters geven iets anders, meestal een streekproduct. In Naaldwijk geven ze een kistje groenten, in Tiel appels. Podium Reimerswaal in het Zeeuwse Rilland heeft jaren een T-shirt met daarop Vrienden van de mossel gegeven. Een woordvoerder: ,,Er zijn cabaretiers die ermee gingen stappen in Amsterdam (Leo Alkemade en Roel Bloemen). Dat leidde tot grote hilariteit.’’ Rode wijn is ook een populair bedankje. ,,Dat vinden we altijd erg leuk’’, zegt Jeroen Woe. ,,En soms krijgen we een fles speciaalbier, dat is natuurlijk het allermooist.’’
“Wij noemen geen namen”
Dat de bloemen gegeven moeten worden ná de voorstelling, daar is iedereen het wel over eens. Maar wanneer precies lijkt nog best lastig. In Carré wordt het moment bepaald door de toneelmeester. In het Posthuis wordt er vooraf gewaarschuwd: ,,als er dit of dit gezegd of gedaan wordt, dan zijn we nog vijf minuten verwijderd van het einde.’’ Meestal geeft de techniek een seintje. Dat moment is niet altijd even gelukkig, vindt Jeroen Woe. ,,Dat het publiek net besluit dat het wel lang genoeg geklapt heeft en dat dan nog eens die bloemen komen. Wij blijven vriendelijk lachen, maar in de zaal zie je de mensen kijken van: schiet es op joh, we krijgen pijn in de handen!’’
Rigt Oostenbrug, van de Lawei in Drachten, werkte voorheen in de horeca van De Oosterpoort in Groningen. Bloemen geven behoorde af en toe tot haar taak. Dat was geen probleem, tot ze een bos aan Vincent Bijlo moest overhandigen en niet wist dat hij slechtziend was. ,,Toen ik het toneel op kwam liep hij af, en dus liepen wij tot twee keer toe achter elkaar aan over het toneel.’’
Pieter Derks pleit voor een duidelijke geefinstructie. ,,Dat zowel artiest als bloemenmeisje weten of er gezoend wordt, of een hand geschud, of alleen maar overhandigd. Nu sta ik vaak toch anderhalf uur te spelen in zenuwachtige afwachting van dat ongemakkelijke moment tijdens het slotapplaus.’’
Alle cabaretiers genoemd in dit verhaal geven aan dat ze het fijn vinden om bloemen te krijgen. Carolien Borgers: ,,De traditie geeft voor mij aan dat mensen blij zijn dat je gekomen bent, dat je het publiek een goede avond hebt bezorgd.’’ Toch heeft Theater Carré ook andere ervaringen. Daar gaat de anekdote dat een beroemde artiest – ,,wij noemen geen namen’’ – de bos weigerde omdat zij het boeket te veel vond ruiken.
“Zonder bloemen ga ik ook door met spelen”
Maar zijn de bloemen wel echt voor de artiest? ,,Het is in onze beleving bijna meer iets voor het publiek dan voor de artiest.’’ Jeroen Woe daarover: ,,Als we een keer geen bloemen krijgen, vragen mensen in de foyer ons na afloop of we dat niet stom vonden, dat we geen boeketje kregen.’’ Dat is ook wat ze bij theater Geert Teis in Stadskanaal zeggen, ,,dat het de avond voor het publiek compleet maakt.’’
Bloemen als bedankje voor de artiest of als vervanging van de aftiteling voor het publiek. Het maakt ook niet zoveel uit, het is een mooie gewoonte. ,,Zonder bloemen ga ik ook door met spelen’’, zegt Youp van ’t Hek. ,,Geven is altijd goed, ontvangen ook,” aldus Wim Helsen. Pieter Derks: ,,Een goede, dikke, vette, kleurrijke bos bloemen, gebracht door een goedlachse dame van het theater, daar kan niemand tegen zijn.’’ Al wordt het soms een beetje veel. Als ik aan het eind van mijn vragenlijstje vraag of de cabaretier verder nog iets kwijt wil, antwoordt Jeroen Woe: ,,Bloemen. Een bos of 6. Iemand?’’
Dit artikel verscheen op 19 maart 2015 in de cultuurbijlage van de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden.
Lees hier het voorafgaande stukje.